Le pronom personnel - Het persoonlijk voornaamwoord

Le pronom personnel 
Het persoonlijk voornaamwoord
Wat is dat eigenlijk?
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Le pronom personnel 
Het persoonlijk voornaamwoord
Wat is dat eigenlijk?

Slide 1 - Diapositive

persoonlijk
voornaamwoord

Slide 2 - Carte mentale

Definitie persoonlijk vnw
Een persoonlijk voornaamwoord 
vervangt een zelfstandig naamwoord
en komt altijd op de plek te staan van het zelfstandig naamwoord dat het vervangt.


Slide 3 - Diapositive

De jongen heeft zijn band geplakt.
Vervang - de jongen -
door een persoonlijk voornaamwoord
A
Jan
B
Die
C
Hij
D
De handige jongen

Slide 4 - Quiz

De jongen heeft zijn band geplakt
Je hebt in de vorige slide het onderwerp van de zin - de jongen - vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

In het Frans kan dat ook:
le garçon a réparé le pneu crevé de son vélo =>
il a réparé le pneu crevé de son vélo

Slide 5 - Diapositive

Een onderwerp vervangen
Deze persoonlijke voornaamwoorden ken je al sinds leerjaar 1:
je
tu
il, elle, on
nous
vous
ils, elles

Slide 6 - Diapositive

Vervang het onderwerp door een persoonlijk voornaamwoord
Welke vraag stel je om het onderwerp van de zin te vinden?
Wie of wat + persoonsvorm
Vervang nu het onderwerp door een persoonlijk vnw.

1. Jan en Eva zijn precies even oud.
2. De moeder van Elsbeth is de directeur van de school.
3.  Mijn oom is kunstschilder van beroep.

Slide 7 - Diapositive

En nu in het Frans

1. Pierre et Jeanne vont à la plage.
2. Le directeur de mon lycée s'appelle monsieur Hamid.
3. Les enfants jouent au foot pendant la récré.


Slide 8 - Diapositive

Ik kan nog meer vervangen
Welk zinsdeel heb ik in de zinnen hieronder vervangen door een persoonlijk voornaamwoord? 

1. Jan heeft  ze aan Fleur gegeven.
2. Fleur heeft ze in een grote, rode vaas gezet.
3. Ik heb het aan oom Karel gegeven.
4. Samantha heeft hem/haar vergeten mee te vragen.


Slide 9 - Diapositive

Een lijdend voorwerp vervangen 
onderwerp                lijdend voorwerp            Voorbeeld      
je                                    me                                 |      As-tu donné les fleurs a ma mère?
tu                                    te                                   |      Tu les a donné à ma mère?
il, elle                             le, la, l'
nous                              nous                             |      Jean a préparé le dessert?
vous                               vous                             |      Oui, il l'a préparé!
ils, elles                        les

Slide 10 - Diapositive

Hoe pak je het aan? Le, la, l' of les
Je bepaalt eerst wat het lijdend voorwerp in de zin is. 
Dat doe je met de vraag: wie of wat + onderwerp + gezegde.
Dan stel je jezelf de volgende twee vragen: 
Is het lijdend voorwerp
- enkelvoud of meervoud?
- mannelijk of vrouwelijk?
Dan kies je het juiste persoonlijk voornaamwoord

Slide 11 - Diapositive

Probeer jij het eens?
Mes parents ont acheté une maison 
Vertaal : Mijn ouders hebben het gekocht.
Oh ja, de plaats is ook belangrijk
- je zet het pronom personnel voor de persoonsvorm
TENZIJ
- als er een infinitief in de zin staat zet je het pronom personnel voor de infinitief

Slide 12 - Diapositive

Nog eens
Marie a fait les courses? =>
Ja, Marie heeft ze gedaan.

Christophe a pris le train de 07h15?
Ja hij heeft hem genomen.

Slide 13 - Diapositive

Ik houd van jou
A
Je t'aime
B
je l'aime
C
Je nous aime
D
Je vous aime

Slide 14 - Quiz

Jean a gagné le premier prix?
Oui,
A
il les a gagné
B
il le a gagné
C
il l'a gagné
D
il a le gagné

Slide 15 - Quiz

Heeft hij je gezien?
Oui,
A
il l'a vu
B
il m'a vu
C
il les a vus
D
ils m'ont vu

Slide 16 - Quiz

Hij heeft ons verwend (gater)
A
il vous a gaté
B
il m'a gaté
C
il l'a gaté
D
il nous a gaté

Slide 17 - Quiz

Kun je ook beide vervangen?
Kun je zowel het onderwerp als het lijdend voorwerp vervangen in één zin? Ja dat kan. Let maar eens op:

Jan heeft de fiets aan zijn neef gegeven.
Hij heeft hem aan zijn neef gegeven.
In het Frans:
il l'a donné à son cousin

Slide 18 - Diapositive

En nu jij
Bedenk 3 zinnen waarin je een persoonlijk voornaamwoord kunt gebruiken om een onderwerp of lijdend voorwerp te vervangen.

1. In zin één vervang je het onderwerp 
2. In zin twee vervang je het lijdend voorwerp
3. In zin drie vervang je ze allebei.

Slide 19 - Diapositive

Meewerkend voorwerp vervangen
Kun je ook het meewerkend voorwerp vervangen?
Ja dat kan! Kijk maar eens naar onderstaande zin.
Wat is het onderwerp, wat is het lijdend voorwerp en wat is het meewerkend voorwerp?
il me l'a dit = hij heet het (tegen) mij gezegd
Il le lui a dit = hij heeft het tegen hem/haar gezegd.
Dat ziet er heel ingewikkeld uit!

Slide 20 - Diapositive

Sujet, LV/COD, MV/COI
ond (sujet)        LV (COD)                MV (COI) 
je                            me, m'                    me, m'      
tu                            te, t'                         te, t' 
il, elle                     le, la, l'                    lui
nous                      nous                       nous                        
vous                       vous                       vous                     
ils, elles                 les                           leur
* niet te verwarren met het bezittelijk voornaamwoord (leur père bijv)

Slide 21 - Diapositive

Snap jij het nog?
Ma soeur | a offert | un beau voyage | à ses enfants.
Elle le leur a offert.

En hoe zit het dan met de plaats van het persoonlijk voornaamwoord als ik er meerdere in dezelfde zin heb staan?
Kijk op de volgende slide!

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

il les leur a écrit
Hij heeft ze aan hen geschreven dus!

Il nous les a écrit
Hij heeft ze aan ons geschreven.
De volgorde van de woorden is dus heel anders dan in het Nederlands? Ja klopt. Volg de regels voor de vorm en de plaats, dan doe je het goed ook al ziet het er raar uit voor je gevoel.

Slide 24 - Diapositive

Wat betekent dit:
Il les leur a donné
A
Hij heeft het aan hun gegeven
B
Hij geeft ze aan hun
C
Hij heeft ze aan hun gegeven
D
Hij heeft ze aan haar gegeven

Slide 25 - Quiz

Een zin met persoonlijke voornaamwoorden ontkennend maken
Jullie hebben het volgende geleerd:
NE  [ persoonsvorm ] PAS
NE [ persoonsvorm ] PLUS
NE [ persoonsvorm ] RIEN
NE [ persoonsvorm ] JAMAIS
NE [ persoonsvorm ] etc.

Slide 26 - Diapositive

Als er persoonlijke vnw in een ontkennende zin staan
Het persoonlijk voornaamwoord laat zich niet van zijn plaats vóór de persoonsvorm verjagen!
je l'ai rencontré à Paris
Je ne l'ai pas rencontré à Paris
Als het persoonlijk voornaamwoord voor een infinitief staat is er niks aan de hand
je ne vais pas le faire

Slide 27 - Diapositive