15.4 Het netvlies en de hersenen

15.4 het netvlies en de hersenen
Hoe kun je kleuren zien?
Hoe werkt gezichtsbedrog?
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

15.4 het netvlies en de hersenen
Hoe kun je kleuren zien?
Hoe werkt gezichtsbedrog?

Slide 1 - Diapositive

Doel 15.4
Je kunt de werking van staafjes en kegeltjes uitleggen
Je kunt uitleggen hoe de bouw van het netvlies samen met de visuele schors zien mogelijk maakt



Slide 2 - Diapositive

Het netvlies
Gele vlek: centrale deel netvlies met alleen kegeltjes.
Hiermee kun je het scherpst zien. Recht achter lens.
Blinde vlek: plek waar de bloedvaten en axonen het oog verlaten. Met dit stukje netvlies kun je niet zien.

Slide 3 - Diapositive

Bouw van het netvlies

Slide 4 - Diapositive

Door de blinde vlek zie ik
A
een deel van het buitenste gezichtsveld niet
B
een deel van het binnenste gezichtsveld niet
C
voor een deel van het buitenste gezichtsveld geen diepte
D
voor een deel van het binnenste gezichtsveld geen diepte

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Staafjes                            Kegeltjes
Lichtgevoeligheid hoog

Zwart/ wit

Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)

Buiten gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt

Lichtgevoeligheid laag

Kleuren (groen, blauw, rood)

Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)

Vooral in gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt


Slide 7 - Diapositive

Staafjes - rodopsine                            
Geen licht -> neurotransmitter komt vrij ->
impulsen naar hersenen -> 'zwart'

Wel licht -> signaalcascade -> Na+ poorten
sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid
neurotransmitter daalt -> je ziet grijstinten




Slide 8 - Diapositive

Staafjes - rodopsine                            
Rodopsine valt uiteen als er licht op valt.

Lage prikkeldrempel -> er is maar weinig
licht nodig om rodopsine uiteen te laten 
vallen.



Slide 9 - Diapositive

Staafjes - rodopsine                            
Na belichting wordt rodopsine weer terug-
gevormd (vit. A) en kan het staafje weer opnieuw
belicht worden.

Nachtblindheid: terugvorming rodopsine is 
verstoord - duurt langer.


Slide 10 - Diapositive

Staafjes - pixels                            
Veel staafjes geven samen informatie door
aan één oogzenuwcel.
Hierdoor wordt de zenuwcel snel geprikkeld, 
er hoeft maar één staafje de prikkeldrempel te
bereiken.
Je kunt alleen niet erg scherp zien -> laag
scheidend vermogen.

Slide 11 - Diapositive

Kegeltjes - fotopsine
Fotopsine valt uiteen als er licht op valt -> signaalcascade -> Na+ -poorten sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.
Hoge prikkeldrempel -> er is veel licht nodig om fotopsine uiteen te laten vallen.

Slide 12 - Diapositive

                   Kegeltjes - fotopsine
Drie verschillende vormen van fotopsine:
gevoelig voor blauw, groen of rood licht.

Slide 13 - Diapositive

Kegeltjes - pixels                            
Kegeltjes zitten maar met enkelen op één 
neuron geschakeld. 
Hierdoor kun je met je kegeltjes scherp zien.
Vooral in de gele vlek is de dichtheid kegeltjes
hoog -> hoog scheidend vermogen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Kleurenblindheid

Slide 17 - Diapositive

Kleurenblindheidsbril
Filtert de golflengtes waar de grootste overlap zit uit het spectrum.
Er daardoor meer onderscheid tussen rood en groen en de kegeltjes reageren hier daarom verschillend op -> meer kleuren.

Slide 18 - Diapositive

Extra cellen
Ganglion cellen:
Voeren impulsen af naar de 
hersenen
Bipolaire cellen:
Verbinden receptorcellen met 
ganglioncellen



Slide 19 - Diapositive

Extra cellen
Amacriene- en 
horizontale cellen: verbinden 
bipolaire cellen, receptorcellen en 
ganglioncellen




Slide 20 - Diapositive

Hoe werkt gezichtsbedrog?

Slide 21 - Diapositive

Interpretatie
Impulsen vanuit de ogen komen binnen in de primaire visuele cortex. De secundaire visuele cortex interpreteert het beeld.
Dit gaat niet altijd goed.


Slide 22 - Diapositive

Welke kleuren zitten in dit plaatje?

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

14.3 en 14.4 Diepte, contrast en interpretatie

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Doel 15.4
Je kunt de werking van staafjes en kegeltjes uitleggen
Je kunt uitleggen hoe we kleuren kunnen zien




Slide 30 - Diapositive

Begrippen 15.4
kegeltjes, kleuren, staafjes, grijstinten, rodopsine, lage prikkeldrempel, nachtblind, kleurenbeeld, hoge prikkeldrempel, fotopsine

Slide 31 - Diapositive