15.4 Het netvlies en de hersenen V5 2223

15.4 het netvlies en de hersenen
15.4 het netvlies en de hersenen
Hoe werkt gezichtsbedrog?
Hoe werkt kleurenblindheid?
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

15.4 het netvlies en de hersenen
15.4 het netvlies en de hersenen
Hoe werkt gezichtsbedrog?
Hoe werkt kleurenblindheid?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

of 1 kegeltje ontbreekt, of is defect

Slide 5 - Diapositive

Staafjes                            Kegeltjes
Lichtgevoeligheid hoog

Zwart/ wit

Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)

Buiten gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt

Lichtgevoeligheid laag

Kleuren (groen, blauw, rood)

Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)

Vooral in gele vlek

Geven neurotransmitter af als er geen licht op valt


Slide 6 - Diapositive

Staafjes - rodopsine                            
Geen licht -> neurotransmitter komt vrij ->
impulsen naar hersenen -> 'zwart'

Wel licht -> signaalcascade -> Na+ poorten
sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid
neurotransmitter daalt -> je ziet grijstinten




Slide 7 - Diapositive

Staafjes - rodopsine                            
Na belichting wordt rodopsine weer terug-
gevormd (vit. A) en kan het staafje weer opnieuw
belicht worden.

Nachtblindheid: terugvorming rodopsine is 
verstoord - duurt langer.


Slide 8 - Diapositive

Staafjes - pixels                            
Veel staafjes geven samen informatie door
aan één oogzenuwcel.
Hierdoor wordt de zenuwcel snel geprikkeld, 
er hoeft maar één staafje de prikkeldrempel te
bereiken.
Je kunt alleen niet erg scherp zien -> laag
scheidend vermogen.

Slide 9 - Diapositive

Kegeltjes - fotopsine
Fotopsine valt uiteen als er licht op valt -> signaalcascade -> Na+ -poorten sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.
Hoge prikkeldrempel -> er is veel licht nodig om fotopsine uiteen te laten vallen.

Slide 10 - Diapositive

Kegeltjes - pixels                            
Kegeltjes zitten maar met enkelen op één 
neuron geschakeld. 
Hierdoor kun je met je kegeltjes scherp zien.
Vooral in de gele vlek is de dichtheid kegeltjes
hoog -> hoog scheidend vermogen.

Slide 11 - Diapositive

Extra cellen
Ganglion cellen:
Voeren impulsen af naar de 
hersenen
Bipolaire cellen:
Verbinden receptorcellen met 
ganglioncellen
Amacriene- en
horizontale cellen: verbinden
bipolaire cellen, receptorcellen en
ganglioncellen



Slide 12 - Diapositive

Contrastversterking

Slide 13 - Diapositive

Contrastversterking
Receptorcellen ontvangen licht -> remmen de verbonden horizontale cellen -> remming naastgelegen receptieve velden-> licht wordt lichter, donker wordt donkerder.

Slide 14 - Diapositive

verwerking zicht in de hersenen
In de hersenen ligt het sensorische centrum voor zien achter in de grote hersenen, in de visuele schors (H14, Binas 88C). Hier komt informatie vanuit de ogen terecht via een schakelstation in de thalamus (H14) dat impulsen selecteert. In het primaire gezichtscentrum vindt een eerste verwerking plaats. Het secundaire gezichtscentrum levert informatie waardoor je onder andere kunt herkennen wat je ziet (H14). In het primaire gezichtscentrum bevindt zich een aantal lagen neuronen, elk met een eigen specialisatie. Een laag herkent de vorm van bewegende voorwerpen. In een andere laag verwerken de neuronen de binnengekomen informatie tot een logisch geheel. Soms gaat dat niet goed en zie je verbanden die er eigenlijk niet zijn.

Slide 15 - Diapositive

Hoe werkt gezichtsbedrog?

Slide 16 - Diapositive

Interpretatie
Impulsen vanuit de ogen komen binnen in de primaire visuele cortex. De secundaire visuele cortex interpreteert het beeld.
Dit gaat niet altijd goed.


Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo