1 mavo chapter 4 grammatica

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Hello class

1 mavo chapter 4 grammatica

To do:

- articles a / an (lidwoord)

- imperative ( gebiedende wijs)

- present continuous (tegenwoordige tijd)

Articles

A	Gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker (B, C, D, F, G, H, J, K, L, M, N, P, Q, R, S, T, V, W, X, Y, Z)
An	Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen (A, E, I, O, U)
uitzonderingen	Hour, euro, European, university, uniform. hierbij gebruik je AN omdat het klinkt als een klinker!

... SNAKE

1. A
2. AN

... INSECT

1. A
2. AN

... UMBRELLA

1. A
2. AN

a / an dog

a / an brother

a / an uncle

a / an aunt

a / an idea

a / an university

a / an pair of trousers

a / an ugly uniform

How did it go?

good!

alright.

mwhua..

bad!

Imperative:
Schiet op!

1. You have to hurry up!
2. Hurry up!

De vertaling van:
Steek niet over!

1. Cross not the road.
2. You cross not the road.
3. Don't cross the road.
4. Do not cross the road.

De vertaling van:
Niet op het gras lopen!

1. Don't walk on the grass!
2. Do not walk on the grass!
3. No walking on the grass!
4. Walk on the grass!

How did it go?

good!

alright.

mwhua..

bad!

Present Continuous

• De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.

• Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die: nu bezig zijn

Present continuous

Iets wat aan het gebeuren is.

I = am + ww-ing                                             (I am living)

you, we, they = are + ww-ing                          (You are living)

he, she, it = is + ww-ing                                (He is living)

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?

1. Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
2. Iets dat NU aan de gang is.
3. Iets dat is gebeurd in het verleden.

Present continuous:
Pick the present continuous.

1. We are eating lunch at the cafeteria.
2. They have eaten lunch at the cafeteria before.
3. She ate lunch at the cafeteria.
4. He has eaten lunch at the cafeteria.

Present continuous

1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.

2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.

3. irritatie aan te geven

Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing

Susanne is singing right now

Maak (Engelse) een zin waarbij je de present continuous gebruikt:

How did it go?

good!

alright.

mwhua..

bad!