2 havo H6 Spelling les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Pak je leesboek. 

Verder vandaag:

Bespreken huiswerk

Oefenen met LessonUp

Start H6 spelling - deel 2 (werkwoordspelling)

Bespreken huiswerk

We bespreken opdracht 1 en 4 klassikaal.

Eerst: controle met het rad. 

Spelling H6: Aan elkaar of los?

- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 

- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Wat is juist?

1. schouder tas
2. schoudertas

Wat is juist?

1. zilveren ring
2. zilverenring

Waarom schrijf je 'schoudertas' aan elkaar, maar 'fantastische tas' los?

De regels voor het aan elkaar schrijven:

Woorden die één begrip vormen, dus die één ding zijn, schrijf je aan elkaar. Daarvoor heb je een aantal regels:

1. Samenstellingen van drie woorden of minder schrijf je aan elkaar. 

Voorbeeld: Warm+water+voorziening = warmwatervoorziening

bagage+drager = bagagedrager

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)

1. fiets sleutel
2. fietssleutel

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)

1. Fransehoofdstad
2. Franse hoofdstad

De regels voor het aan elkaar schrijven:

2. Woorden die bestaan uit er, hier, daar of waar + voorzetsel schrijf je aan elkaar.

Voorbeeld: er+voorzetsel over = erover

hier+voorzetsel op = hierop

daar +voorzetsel om = daarom

waar+voorzetsel achter = waarachter

De regels voor het aan elkaar schrijven:

3. Getallen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar. 

Voorbeeld: vijf+honderd+dertien = vijfhonderddertien 

drie+veertig+duizend = drieënveertigduizend

Maar: 

vijf+honderd+miljoen = vijfhonderd miljoen

Wat is juist?

1. daar over
2. daarover

Wat is juist?

1. hiernaast
2. hier naast

Wat is juist?

1. onderwijsinspectie
2. onderwijs inspectie

Wat is juist?

1. Vijfhonderdduizend miljoen
2. vijfhonderd duizend miljoen

De regels voor het aan elkaar schrijven:

4. Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aan elkaar.

Voorbeeld: hardlopen, lesgeven, schoonmaken

5. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel:

Voorbeeld: dicht+bevolkt = dichtbevolkt

2 havo H6 Spelling - les 2

Lesdoel

Ik kan persoonsvormen en voltooide deelwoorden die hetzelfde klinken, correct spellen.

Pak je laptop en ga naar LessonUp.

Startopdracht

Welke werkwoordvorm is correct en welke niet?

beantwoordt

beantwoord

beantwoort

Startopdracht

Welke werkwoordvorm is correct en welke niet?

verteld

verteldt

vertelt

persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) of voltooid deelwoord (vd)?

Gebeurt en gebeurd klinken hetzelfde, maar de eerste is de persoonvorm tegenwoordige tijd en de tweede is het voltooid deelwoord.

Hoe weet je wat de juiste spelling is?

Stap 1

Zet de zin in een andere tijd. Een persoonsvorm verandert dan (betaalt -> betaalde; gelooft -> geloofde), een voltooid deelwoord niet  (is betaald, was betaald; heeft beloofd, had beloofd)

Stap 2

Bepaalde juiste spelwijze:

Spel een pvtt 2e en 3e persoon enkelvoud als ik-vorm + t (behalve als je/jij achter de pv staat):

Gebruik de pvvt om de laatste letter van een voltooid deelwoord te bepalen.

2e en 3e persoon enkelvoud

jij, hij, zij, het en u

Voorbeelden

pvtt

Dean betaalt zijn rekeningen altijd meteen. 

Dean is hij (= 3e persoon enkelvoud), dus ik-vorm (betaal) + t.

vd

Heb jij deze rekening al betaald?

Betalen  (hele ww) -> betaalde (pvvt) -> betaald (vd)

In de verleden tijd -de, voltooid deelwoord ook -d

In de verleden tijd -te, voltooid deelwoord ook -t

Ezelsbruggetje 

pvtt

Gebruik de smurfenregel als je wilt weten of je woorden als ‘word’ of ‘houd’ met of zonder t moet schrijven. Hoor je bij het werkwoord smurfen een t, schrijf die dan ook. Het is hij smurft, dus eveneens hij wordt en houdt.

Ezelsbruggetje 

voltooid deelwoord

Je kunt de smurfenregel ook gebruiken om erachter te komen of je te maken hebt met een voltooid deelwoord.

Wat is er gisteren gebeur...? twijfel je tussen gebeurt en gebeurd? Ga smurfen.

Wat is er gisteren gesmurft? Je hoort dat het een voltooid deelwoord is, dus schrijf je gebeurd met een -d. Immers in de verleden tijd een -d (gebeurde), dan bij vd ook -d.

Wakker worden! Tijd om te oefenen.

pvtt of vd?

De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbetert.
verbetert is ...

1. pvtt
2. vd

pvtt of vd?

Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
Verdiend is ...

1. pvtt
2. vd

pvtt of vd?

Wie weet wat er vanavond gebeurd is?
gebeurd is ...

1. pvtt
2. vd

pvtt of vd?

Monica beweert dat ze snel verbrandt in de zon.
verbrandt?

1. pvtt
2. vd

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?

1. Het is gisteren gebeurt.
2. Het is gisteren gebeurd.

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?

1. Het gebeurt in een oogopslag.
2. Het gebeurd in een oogopslag.

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?

1. Hij heeft zich bij mij gemeld.
2. Hij heeft zich bij mij gemeldt.
3. Hij heeft zich bij mij gemelt.

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?

1. Hij is verhuist naar Amsterdam.
2. Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Als hij over zijn grote ambities ... (vertellen), ... (verbazen) Cas de docent.

Noteer de voltooide deelwoorden.
De Limburgse boekhouder heeft ... (bekennen) dat hij zijn functie jarenlang heeft ... (misbruiken) door te frauderen.

Aan de slag

Boek (p. 186 - 187): 

• Lees de theorie nogmaals door.
• Maak de opdracht 1 t/m 4 in je schrift.