3.12 Facturen en offertes maken

Inkopen
aantal voorbeelden meenemen!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
RetailMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Inkopen
aantal voorbeelden meenemen!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt een rekening uitschrijven en op de juiste manier opbergen
Je kunt een BTW bon uitschrijven
Je kunt een overzichtelijke offerte maken van een product of dienst

Slide 2 - Diapositive

Inkoopproces

Slide 3 - Diapositive

offertes

Slide 4 - Diapositive

Een offerte: een lokkertje
Is een verkoopinstrument
Geeft een kans voor een goede indruk
Bevat een duidelijke prijsopgave
Zet de klant aan tot actie

Slide 5 - Diapositive

Inhoud van een offerte
  • Je bedrijfsgegevens
  • De gegevens van de klant
  • De datum/ offertenummer
  • Een samenvatting van de werkzaamheden / foto's
  • Jouw uurloon of totaalprijs
  • De geldigheidsduur van de offerte
  • Een verwijzing naar jouw algemene voorwaarden

Slide 6 - Diapositive

Nazorg, contact houden
  • Bellen of de offerte aangekomen is
  • Vragen of de offerte na tevredenheid is
  • Vragen of de klant tot aankoop over gaat

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Diapositive

BELASTING
  • Een ander onderdeel van de verkoopprijs is de BTW
  • Btw heet ook omzetbelasting, 
  • winkels moeten belasting over hun omzet rekenen aan hun klanten. 
  • Die belasting mogen winkels niet zelf houden, maar moeten ze aan de overheid afdragen. 

BTW= Bruto Toegevoegde Waarde

Slide 10 - Diapositive

DE VERKOOPPRIJS
  • De prijs die de klant in de winkel betaalt is de verkoopprijs. Je weet nu dat die bestaat uit de kostprijs, het opslagpercentage en de btw.
  • Winkeliers ronden de verkoopprijs vaak af. Dat is om er een handig bedrag van te maken. Een prijs van € 7,95 is handiger dan € 7,97. En het product lijkt goedkoper, want € 7,95 klinkt voordeliger dan € 8,00.
  • de verkoopprijs waar de BR+TW in zit is 109% of 121%

Slide 11 - Diapositive

  • In Nederland zijn er twee btw-tarieven:
  • Het lage tarief is 9%. Dat geldt voor levende producten, zoals bloemen en dieren. Maar ook voor voedsel, bijvoorbeeld groente en eieren. Dit zijn producten die in de eerste levensbehoeften voorzien.
  • Het hoge tarief is 21%. Dit geldt voor luxeproducten zoals smartphones en kleding. Bloemstukken vallen ook onder het hoge tarief, terwijl voor een bosje bloemen het lage tarief van 9% geldt. Het hoge tarief geldt ook voor diensten, zoals het aanleggen van een tuin.
Je berekent de btw over de kostprijs met opslag. Bij het lage tarief is de btw. Bijvoorbeeld € 7,31 x 0,09 = € 0,66. De btw tel je vervolgens op bij de kostprijs met opslag. € 7,31 + € 0,66 = € 7,97

Slide 12 - Diapositive

Het maken van een factuur

In deze les, wil ik jullie meenemen in het maken van een factuur

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Wat moet er in een factuur
afzender (mag ook met een logo
ontvanger
factuurdatum
factuurnummer, zodat de factuur in de boekhouding verwerkt kan worden (mag je zelf verzinnen)
Aanhef (naam klant)
Inleidende zin (dank voor uw bestelling)
omschrijving en bedrag
BTW bedrag
Te betalen voor welke datum
rekeningnummer
afsluiting


Slide 15 - Diapositive

Even checken
afzender (mag ook met een logo)
ontvanger
factuurdatum
factuurnummer, zodat de factuur in de boekhouding verwerkt kan worden (mag je zelf verzinnen)
Aanhef (naam klant)
Inleidende zin (dank voor uw bestelling)
omschrijving en bedrag
BTW bedrag
Te betalen voor welke datum
rekeningnummer
afsluiting

Slide 16 - Diapositive



Schrijf de blauwe woorden op, maak de opdrachten van 3.12
en maak de test jezelf vragen

Slide 17 - Diapositive