Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Diapositive

Planning
Lezen (10)

Samengestelde zinnen (15)
Aan de slag! (25)
Afsluiten (1)

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Ik kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzinnen.
Herkennen van de voegwoorden

Slide 3 - Diapositive

Enkelvoudige/samengestelde zinnen
Enkelvoudig: 1 persoonsvorm
Gisteren ben ik door mijn moeder naar school gebracht.

Samengesteld: meerdere persoonsvormen
Gisteren ben ik door mijn moeder naar school gebracht, omdat het heel hard regende.

Slide 4 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Samengesteld: meerdere persoonsvormen
Morgen ga ik met de fiets naar school, terwijl mijn broertje wordt gebracht. 

Persoonsvorm vinden lastig? Pas de getal- of tijdproef toe!
Morgen gaan wij met de fiets naar school, terwijl mijn broertjes worden gebracht.

Slide 5 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Samengesteld: meerdere persoonsvormen
Morgen ga ik met de fiets naar school, terwijl mijn broertje wordt gebracht. 

Een samengestelde zin bestaat uit een Hoofdzin + Hoofdzin, of Hoofdzin+ bijzin.
Je kunt een hoofdzin herkennen aan het feit dat de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar staan en er niks tussen past. Een bijzin herken je aan het feit dat de persoonsvorm vaak achteraan in de zin staat. 

Slide 6 - Diapositive

Kernmerken hoofdzin
1. In de hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar
2. Er kan niets tussen het onderwerp en de persoonsvrom ingezet worden 
3. Maak je een vraagzin, dan komt de hoofdzin vooraan te staan

Slide 7 - Diapositive

Kernmerken bijzin
1. Bij ee nbijzin staat het onderwerp en de persoonsvorm ver uit elkaar
2.Je kunt hier altijd iets tussen zetten( niet)
3. Bij een vraagzin komt de bijzin achteraan te staan

Slide 8 - Diapositive

Voegwoorden 
Nevenschikkend:
en, maar, want, dus en of ( bij een keuze)

Onderschikkend:
alle andere woorden die je als voegwoord kunt gebruiken.

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
Op de volgende slide staan een aantal zinnen 
Geef per zin aan:
1. hoofdzin- bijzin
2. wat is het voegwoord? onderschikkend of nevenschikkend?

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag!

Oefen voor jezelf:
1: Ik ga naar de markt, omdat ik appels wil kopen 
2: Hans eet chips, want hij eet dat graag.
3: Als het goed is, wordt het boek besteld.
4: Wanneer je niet snel reageert, is het niet meer mogelijk te komen
5: toen het regende hoefde je niet naar school te komen.


Slide 11 - Diapositive

Wat weten we nu over samengestelde zinnen?

Slide 12 - Diapositive

timer
3:00

Slide 13 - Diapositive

Samengestelde zinnen en zinsbegrenzing

Slide 14 - Diapositive

Startopdracht
Vijf complexe zinnen: geef aan wat de hoofdzin/bijzin is. Welk voegwoord/signaalwoord herken je?

Slide 15 - Diapositive

Samengestelde zinnen begrenzen
Hz+Hz
- Nevenschikkend voegwoord (maar, of, dus, en, want)
- puntkomma (twee samenhangende zinnen)
- dubbele punt (de tweede hoofdzin is een verklaring van de eerste hoofdzin)

Slide 16 - Diapositive

Samengestelde zinnen begrenzen
Bijzin + hoofdzin
De bijzin start met een onderschikkend voegwoord en eindigt met de persoonsvorm --> daar plaats je een komma. Dan start de hoofdzin met zijn persoonsvorm.

Omdat het regende, ging ik met de auto.

Slide 17 - Diapositive

Samengestelde zinnen begrenzen
Hoofdzin + bijzin
Je maakt de hoofdzin af met een komma en start daarna met een  onderschikkend voegwoord, waarna de bijzin volgt. De bijzin eindigt met een persoonsvorm. 

Ik ging met de auto, omdat het regende.

Slide 18 - Diapositive

Les 2 
lesdoel: 
Bijzinnen leren benoemen als onderdeel van de hoofdzin

Slide 19 - Diapositive

Lesopzet:
welkom
lezen 
nakijken huiswerk
nieuwe uitleg 
zelf aan de slag
huiswerk  

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag!
1. Hij vond dat het op het feestje erg gezellig was geweest.
2. Wat hij nu beweert, lijkt me logisch.
3. Hij blijft wat hij altijd is geweest.
3. Mijn vriend beloofde dat hij nog langs kwam.
4. Er werd alleen toegang verleend aan wie een introductiekaart had.
5. Omdat de jongen door het rode licht reed, kreeg hij een boete.

Slide 21 - Diapositive

Nog meer oefenen en extra uitleg:
https://maken.wikiwijs.nl/142813/Samengestelde_zinnen_stap_voor_stap_leren_ontleden

Slide 22 - Diapositive

Hij vond dat het op het feestje erg gezellig was geweest. 

1: hz, bz 
2: dat 

Slide 23 - Diapositive

Wat hij nu beweert, lijkt me logisch 
1: bz, hz
2: wat 

Slide 24 - Diapositive

Hij blijft wat hij altijd is geweest. 
1: hz, bz
2: wat 

Slide 25 - Diapositive

Mijn vriend beloofde, dat hij nog even langskwam.
1: hz, bz
2: dat  

Slide 26 - Diapositive

Er werd alleen toegang verleend aan wie een introductiekaart had.

1: hz, bz
2: geen voegwoord 

Slide 27 - Diapositive

Omdat de jongen door het rode licht reed, kreeg hij een bekeuring 

1: bz, hz
2: omdat 

Slide 28 - Diapositive

Een bijzin onderdeel hoofdzin
Hij vond dat het op het feestje erg gezellig was geweest.
In bijzinnen zijn ow en pv gescheiden.
Je kunt de bijzin vervangen door een woord .
HIj vond dat 
Als je dit ontleed:
hij = ow,  vond = pv en dat = lijd vw


Slide 29 - Diapositive

Hij vond dat 
dat staat in plaats van het lijdend voorwerp
omdat het een hele zin ( met pv) noem je het zinsdeel 
lijdend voorwerpszin.


Slide 30 - Diapositive

Groot aantal soorten bijzinnen
gezegdezin
onderwerpszin
lijdendvoorwerpszin
meewerkendvoorwerpszin
voorzetselvoorwerpszin
bijwoordelijke bijzin
bijvoeglijke bijzin

Slide 31 - Diapositive