Verleden tijd zwakke werkwoorden

Didactische begeleiding
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Didactische begeleiding

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden:

1. ...

2. ...

3. hele werkwoord

Slide 3 - Diapositive

Welke andere twee mogelijkheden heb je als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat?

Slide 4 - Question ouverte

noem allerlei werkwoorden

Slide 5 - Carte mentale

pvtt: Ik (verhuizen) morgen naar Heerlen.

Slide 6 - Question ouverte

pvtt: Hij (verhuizen) morgen naar Heerlen.

Slide 7 - Question ouverte

pvtt: Wij (verhuizen) morgen naar Heerlen.

Slide 8 - Question ouverte

pvtt: Ik (worden) morgen 14 jaar.

Slide 9 - Question ouverte

pvtt: Hij (worden) morgen 14 jaar.

Slide 10 - Question ouverte

pvtt: Wij (worden) morgen 14 jaar.

Slide 11 - Question ouverte

Verleden tijd zwakke werkwoorden

Slide 12 - Diapositive

Verleden tijd zwakke werkwoorden
verleden tijd = geweest 
zwakke werkwoorden = veranderen niet van klank in de verleden tijd 

Slide 13 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
1. maak de ik-vorm 
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 14 - Diapositive

Suzan (luisteren) gisteren de hele dag naar de radio.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 
A
luisterde
B
luisterden
C
luisterte
D
luisterten

Slide 15 - Quiz

De scheidsrechter (staken) de wedstrijd vanwege
het onweer.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 
A
staakde
B
staakden
C
staakte
D
staakten

Slide 16 - Quiz

(proberen) jij me nu te bellen vanmorgen?
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 
A
probeerde
B
probeerden
C
probeerte
D
probeerten

Slide 17 - Quiz

Tot mijn elfde (wonen) ik in Hoorn.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 18 - Question ouverte

De kinderen (snoepen) van de slagroomtaart.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 19 - Question ouverte

Samen oefenen
1. De storm (verwoesten) ons tuinhuisje.
2. Het team (landen) gisteren pas laat op Schiphol.
3. Hij (bekleden) de stoel opnieuw.
4. De kinderen (lachen) toen hij weer eens mors
 morsen.
5. Ik (vermoeden) dat al.
6. Wij (vermoeden) dat de verzekering het (vergoeden).
7. Mijn vriend (posten) de aanvraag nog net op tijd.
8. Hij (racen) met zijn scooter naar huis.
9. Hoe lang (branden) die kaarsen?
10. Mijn auto (starten) vanmorgen niet.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 20 - Diapositive