Thema 3 Genetica Bs 3 Monohybride kuisingen

Thema 3 Genetica
Basisstof 3 monohybride kruisingen
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 Genetica
Basisstof 3 monohybride kruisingen

Slide 1 - Diapositive

Vandaag

  • Herhaling en uitleg BS 3

  • Bespreken enkele opgaven

Slide 2 - Diapositive

Herhaling
Een man heeft bruin haar en een vrouw blond haar. De man is ....................... wat betekent dat hij twee verschillende ....................... voor het gen voor haarkleur heeft. Hieruit kan je afleiden dat bruin haar ....................... is. De vrouw moet dan wel ....................... zijn. Het gen voor blond haar is dan ....................... De vrouw besluit haar haar rood te verven. Hiermee verandert ze wel haar ......................... maar niet haar .......................
allelen
dominant
fenotype
genotype
heterozygoot
homozygoot
recessief

Slide 3 - Question de remorquage

Terugblik
aantal chromosomen in een menselijke cel

aantal autosomen in een menselijke cel

aantal homologe chromosomen in een vrouwelijke cel

aantal homologe chromosomen in een mannelijke cel

aantal chromosoomparen in een menselijke cel
...
...
...
...
...
21
22
23
24
42
44
46
48
21
22
23
24
42
44
46
48

Slide 4 - Question de remorquage

Herhaling
fenotype dat een mengvorm is van twee andere fenotypen

allel dat bij heterozygoten een beetje tot uiting komt in het fenotype

allel dat bij heterozygoten in enkele delen tot uiting komt in het fenotype, terwijl het andere allel in de andere delen tot uiting komt in het fenotype
................
................
................
codominant
intermediair
onvolledig dominant

Slide 5 - Question de remorquage


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Welk allel is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren AA x aa
B
Grote bladeren Aa x aa
C
Kleine bladeren AA x aa
D
Kleine bladeren Aa x aa

Slide 6 - Quiz

Entreeticket
Ik kan monohybride kruisingen uitvoeren
A
Moet ik nog aan werken
B
Ik kan dit bijna
C
Ik kan dit!
D
Ik kan dit aan anderen uitleggen

Slide 7 - Quiz

Ik heb nog moeite met:
A
testkruisingen
B
stambomen
C
alle typen kruisingen
D
niets: ik begrijp alle typen kruisingen van Basisstof 3

Slide 8 - Quiz

Opties
Antwoord: A t/m C: luister en doe mee met de uitleg
Antwoord D: Werk examenopgave 2 uit, blz 224/225 en lever in. Lees Bs 4 door en maak opgave 40-46

Slide 9 - Diapositive

Basisstof 3  Monohybride kruisingen
Na deze les: 
  • Weet je hoe je een monohybride kruising opstelt
  • Kan je voorspellingen doen over het genotype en fenotype van nageslacht uit een kruising of stamboom

    Slide 10 - Diapositive

    Monohybride kruisingen
    Een enkele eigenschap, (vb. vachtkleur)

    Slide 11 - Diapositive

    Herhaling...

    Slide 12 - Diapositive

    Herhaling...

    Slide 13 - Diapositive

    Monohybride kruisingen
    • Kruisingen waarbij we naar één eigenschap kijken
    • P: ouders (eerste kruising)
    • F1: nakomelingen eerste kruising
    • F2: nakomelingen van onderlinge kruising F1

    Slide 14 - Diapositive

    - 257 wit
    - 749 paars

    Slide 15 - Diapositive

    Slide 16 - Diapositive

    'monohybride kruisingen' 
    Hoe pak je dit aan? 

    1. Betekenis van de allelen (dominant of recessief)
    2. Genotype van ouders 
    3. Kruisingtabel opstellen

    4. Verhouding tussen genotypen noteren
    5. Verhouding tussen fenotypen noteren


    Het gen voor vachtkleur erft dominant over.
    Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
     

    Slide 17 - Diapositive

    Slide 18 - Diapositive

    Slide 19 - Diapositive

    Testkruising
    Bij labradors is de kleur zwart dominant ten opzichte van bruin. Een fokker heeft een zwarte labrador reu en hij wil het genotype achterhalen. 

    Hij beschikt over drie vrouwtjes waarvan hij de genotypes weet, een homozygote zwarte, een heterozygote zwarte en een bruine. 

    Vraag: met welk vrouwtje kan hij de reu het beste laten paren om te achterhalen wat het genotype van de reu is? Schrijf het kruisingschema op en noteer de fenotypenverhouding. --> Maak nu opgave 30

    Slide 20 - Diapositive

    Een stamboom
    P
    F1
    F2
    Kleur= fenotype
    aangetrouwde vrouw

    Slide 21 - Diapositive

    Stambomen
    • Mannen zijn kast
    • Vrouwen hebben ronde vormen
    Stambomen

    In dit geval:
    • Zwart: hangende oren
    • Wit: rechtopstaande oren
    1. Welk allel is dominant? Zwart of wit?
    2. Uit welke kruising(en) blijkt dat?
    timer
    1:00

    Slide 22 - Diapositive

    Slide 23 - Vidéo

    stamboom


    tekens: vierkantjes of rondjes
    kleuren: met of zonder eigenschap

    Slide 24 - Diapositive

    Stamboom oplossen regel 1: dominant/recessief (aantekening)

    Zoek twee gelijke ouders qua fenotype (uiterlijk). Krijgen zij een kind met een ander fenotype, dan:
    * hebben de ouders het dominante fenotype 
    * zijn de ouders allebei heterozygoot 
    * Heeft het kind  het recessieve fenotype.

    Slide 25 - Diapositive

    Drager

    Als een aandoening recessief overervend is:

    Dan heb je de aandoening alleen, als je het gen 2 keer hebt (aa)


    Heb je Aa, dan ben je DRAGER, je hebt het gen wel, maar je bent niet ziek.

     Als 2 dragers nakomelingen krijgen, dan hebben zij 

    25% kans op een kind met die aandoening (aa).

    Slide 26 - Diapositive

    Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?

    Slide 27 - Diapositive

    Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?
    1. De eigenschap van de ouders is dominant
    2. De beide ouders zijn heterozygoot (dragers)
    3. Nummer 2 is homozygoot voor de recessieve eigenschap

    Slide 28 - Diapositive

    Een stamboom maken
    voor een bepaalde

    eigenschap




    • stel het fenotype vast
    • stel het genotype vast, begin bij degene die een afwijkend fenotype heeft
    • zet de informatie die je hebt over het genotype neer

    Slide 29 - Diapositive

    Neem de stamboom over en vul de genotypen in. 
    Opgave 32 niet gemaakt -> maak eerst 32 

    timer
    7:00

    Slide 30 - Diapositive

    Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

    Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
    Dit betekent dat:
    Hans en Karin heterozygoot zijn.
    Donker haar dominant is
    Rood haar recessief is

    Slide 31 - Diapositive

    Schrijf nu eerst op wat je weet
    Donker haar is dominant
    Rood  haar is recessief

    AA  donker haar, homozygoot
    Aa  donker haar, heterozygoot
    aa  rood haar, homozygoot

    Slide 32 - Diapositive

    Tip 2:  Je kunt nu de recessieve eigenschap invullen 
    Daar is het genotype aa van

    Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
    Dit betekent dat:
    Hans en Karin heterozygoot zijn.
    Donker haar dominant is
    Rood haar recessief is

    Slide 33 - Diapositive

    Tip 3:  Nu kan je stap voor stap de andere genotypes invullen. Soms weet je gewoon niet zeker welk genotype een persoon heeft!!

    aa rood haar
    aa rood haar
    aa rood haar
    aa rood haar
    aa rood haar
    Donker haar
    Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
    Donker haar
    Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
    Donker haar
    Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa
    Donker haar
    Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
    Dus heeft deze persoon a
    Maar donker haar dus Aa

    Slide 34 - Diapositive

    Slide 35 - Lien

    In een stamboom staat een vierkantje voor:
    A
    De man
    B
    De vrouw
    C
    De kinderen

    Slide 36 - Quiz

    Welke eigenschap is dominant? Leg uit.

    Neem de stamboom over en noteer de genotypes.

    Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
    Dochter Edith heeft een ander fenotype
    1
    Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
    Dochter Edith heeft een ander fenotype
    Je weet nu: Het fenotype van de ouders is DOMINANT
    het fenotype van edith is RECESSIEF
    2
    Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
    Dochter Edith heeft een ander fenotype
    Je weet nu: Het fenotype van de ouders is DOMINANT en HETEROZYGOOT
    het fenotype van edith is RECESSIEF en HOMOZYGOOT
    3
    Vader en moeder Bruens Aa
    Edith aa
    broer Edith Aa of Aa
    4

    Slide 37 - Diapositive

    Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
    A
    Stamboom 1
    B
    Stamboom 2
    C
    Stamboom 3

    Slide 38 - Quiz

    Wie zijn mannen in deze stamboom?
    A
    Alle personen weergegeven met een vierkant
    B
    Alle personen weergegeven met een rondje

    Slide 39 - Quiz

    Het gen voor taaislijmziekte is ...
    A
    Dominant
    B
    Recessief
    C
    Kan ik niet uit deze stamboom halen
    D
    Nog nooit van die woorden gehoord

    Slide 40 - Quiz

    In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
    A
    25%
    B
    50%
    C
    75%
    D
    100%

    Slide 41 - Quiz

    Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
    A
    1 en 2
    B
    1 en 3
    C
    2 en 3
    D
    2 en 5

    Slide 42 - Quiz


    De stamboom in de afbeelding geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie
    weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.

    A
    1 = AA / 2 = AA / 3 = aa
    B
    1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
    C
    1 = Aa of AA / 2 = Aa of AA / 3 = aa
    D
    1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa

    Slide 43 - Quiz

    Maak alle opdrachten
    T3B3 33 t/m 37

    Klaar: maak opgave T3B4 40-46

    Slide 44 - Diapositive

    Exit ticket
    Ik kan monohybride kruisingen uitvoeren
    A
    Moet ik nog aan werken
    B
    Ik kan dit bijna
    C
    Ik kan dit!
    D
    Ik kan dit aan anderen uitleggen

    Slide 45 - Quiz