Werkwoordspelling alles 3

Werkwoordspelling
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 2,7

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

De tegenwoordige tijd

Slide 2 - Diapositive

spelen [tt] Jij _____________ elke dag met mijn broer.

Slide 3 - Question ouverte

knopen [tt] _____________ ik mijn veters zo goed?

Slide 4 - Question ouverte

vragen [tt] Volgende week _____________ jij aan je moeder of ik mag blijven logeren.

Slide 5 - Question ouverte

fietsen [tt] Ik _____________ elke dag naar school.

Slide 6 - Question ouverte

verbazen [tt] _____________ jij je wel eens over iets?

Slide 7 - Question ouverte

vullen [tt] De vrouwen _____________ hun tassen met kleding.

Slide 8 - Question ouverte

geven[tt] Meester Yunusemre ________ les aan groep 7

Slide 9 - Question ouverte

verleden tijd

Slide 10 - Diapositive

breien [vt] Mijn ouders _____________ een wollen deken.

Slide 11 - Question ouverte

hangen [vt] Vorige week _____________ ik de potjes aan de muur.

Slide 12 - Question ouverte

knutselen [vt] Katerina _____________ gisteren een winkeltje.

Slide 13 - Question ouverte

ontmoeten [vt] Toen _____________ ik de nieuwe meester.

Slide 14 - Question ouverte

stinken [vt] De stinkdieren _____________ gisteren allemaal.

Slide 15 - Question ouverte

flossen [vt] Vorige week _____________ ik elke dag.

Slide 16 - Question ouverte

repareren [vt] Vorige maand _____________ mijn vader mijn step.

Slide 17 - Question ouverte

vegen [vt] Jij _____________ gistermiddag je neus aan de zakdoek af.

Slide 18 - Question ouverte

binden [vt] Rachel _____________ toen de vuilniszak dicht.

Slide 19 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
" Het is al gebeurd''
Denk aan de vorige regels!

Een voltooid deelwoord begint vaak met 
ge | be | ver

Slide 20 - Diapositive

Beleven [vd] Toen heeft Lisette een leuk avontuur _____________.

Slide 21 - Question ouverte

filmen [vd] Freek heeft gisteren een Hert in het bos .........................

Slide 22 - Question ouverte

spreken [vd] Mijn moeder heeft de directeur _____________.

Slide 23 - Question ouverte

vangen [vd] Gisteren heb ik een mooie vlinder .............................

Slide 24 - Question ouverte

Wassen [vd] Hij heeft zich gisteren ...................

Slide 25 - Question ouverte

verbazen [vd] Hij heeft zich daarover ................

Slide 26 - Question ouverte

hinkelen [vd] Daniel is naar huis _____________.

Slide 27 - Question ouverte

bellen [vd] Donald heeft zijn neefjes _____________.

Slide 28 - Question ouverte

genieten [vd] Wouter heeft van het uitstapje _____________.

Slide 29 - Question ouverte

verwarmen [vd] Ik heb mezelf _____________.

Slide 30 - Question ouverte