Project hfdstk 7 (vwo-2) 7.4

Oefentoets
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets

Slide 1 - Diapositive

In het plaatje krijgen de longen een blauwe kleur.
Staat dit voor inademing of uitademing?
A
Inademing
B
Uitademing

Slide 2 - Quiz

Welke stof is NIET klein genoeg om opgenomen te worden in de darm?
A
glucose
B
water
C
eiwitten
D
mineralen

Slide 3 - Quiz

Welk enzym zal voorkomen in het menselijk lichaam?
A
enzym x
B
enzym y
C
enzym z
D
enzym y en z

Slide 4 - Quiz

Welk enzym werkt het beste bij pH (hoe zuur iets is) van 8?
A
enzym 1
B
enzym 2
C
enzym 3

Slide 5 - Quiz

Welke kleur heeft het enzym?
A
Rood
B
Paars
C
Blauw
D
Groen

Slide 6 - Quiz

Bij 37⁰C werkt enzym X niet. Hoe komt dat?
A
De moleculen zijn bevroren en kunnen dus niet binden aan een ander molecuul
B
De moleculen bewegen te langzaam om goed te kunnen werken
C
De moleculen bewegen zo snel dat ze elkaar niet kunnen vinden
D
De moleculen zijn van vorm veranderd en werken daardoor niet meer.

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN verteringssap?
A
Speeksel
B
Gal
C
Alvleessap
D
Darmsap

Slide 8 - Quiz

Er worden twee beweringen gedaan over peristaltische bewegingen:
1. Door peristaltische bewegingen worden de bacteriën die met het voedsel meekomen gedood.
2. Door peristaltische bewegingen wordt het voedsel voortgeduwd.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1 is juist
C
alleen bewering 2 is juist
D
zowel bewering 1 als bewering 2

Slide 9 - Quiz

Van welke stof begint de vertering in de mond?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Voedingsvezel

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van darmplooien en darmvlokken?
A
Het oppervlak vergroten, zodat er meer voedingsstoffen in het bloed komen
B
Het voedsel door de darm bewegen richting de endeldarm
C
Het oppervlak vergroten, zodat er meer enzymen gemaakt kunnen worden
D
Bescherming bieden voor de bacteriën die in de darm leven

Slide 11 - Quiz

In welk deel van het verteringsstelsel komen veel bacteriën voor die onverteerbare resten afbreken?
A
mond
B
endeldarm
C
dikke darm
D
dunne darm

Slide 12 - Quiz

Een COPD-patiënt heeft vaak last van benauwdheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Welk van beide dieren is in staat in de winter een
actief leven te leiden? En in welk van beide dieren
vindt in de winter de meeste verbranding plaats?

A
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
B
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.
C
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
D
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.

Slide 14 - Quiz

De afbraak van glucose kost energie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz


Bekijk de afbeelding. Welke twee figuren geven de stand weer na een inademing?


A
Figuur 1 en 3.
B
Figuur 1 en 4.
C
Figuur 2 en 3.
D
Figuur 2 en 4.

Slide 16 - Quiz


Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.
Kristel antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’
Lotte antwoordt: ‘Doordat de lucht in de longblaasjes snel stroomt.’
Meryem antwoordt: ‘Doordat elk longblaasje een groot oppervlak heeft.’
Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?


A
Alleen Lotte.
B
Alleen Kristel en Meryem.
C
Alledrie hebben gelijk.
D
Alledrie hebben het fout.

Slide 17 - Quiz


Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Een auto blijft zonder brandstof nog lange tijd bestaan. De mens niet, die gaat dan dood en het lichaam wordt afgebroken.’
 Ellen zegt: ‘Bij een auto en bij de mens komt warmte vrij bij de verbranding.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?


A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurt er in je longen als je slijmvlies niet werkt?
A
Je kunt niet meer goed hoesten...
B
Er komt steeds meer rotzooi in je longen...
C
Je kunt geen ziektekiemen naar buiten werken...
D
Je longen raken verstopt...

Slide 19 - Quiz

Bloed dat bij de longen aankomt is
A
Zuurstofrijk en CO2-rijk
B
Zuurstofarm en CO2-rijk
C
Zuurstofrijk en CO2-arm
D
Zuurstofrijk en CO2-rijk

Slide 20 - Quiz

Wat is een orgaanstelsel?
A
Een orgaan wat in de buikholte ligt
B
Een groep organen
C
Een groep weefsels die samenwerken
D
Een groep organen die samenwerken

Slide 21 - Quiz

1 + glucose -> water +2+ energie

Wat moet op plek 1 worden ingevuld

Slide 22 - Question ouverte

Deze vertakkingen van de longen heten...
A
Longkwabben
B
Longblaasjes
C
Luchtpijpjes
D
Strottenhoofd

Slide 23 - Quiz