Grammatica

Deze, die, dit en dat zijn ....
A
vragende vnw
B
aanwijzende vnw
C
KWW
D
bijwoorden
1 / 50
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Deze, die, dit en dat zijn ....
A
vragende vnw
B
aanwijzende vnw
C
KWW
D
bijwoorden

Slide 1 - Quiz

Een lijdend voorwerp begint nooit met een ...
A
KWW
B
onbepaald lidw.
C
voorzetsel
D
zelfst naamwoord

Slide 2 - Quiz

In een imperativus-zin zit nooit een ...
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
KWW

Slide 3 - Quiz

Het meewerkend voorwerp staat in het Latijn in deze naamval ...
A
dativus
B
genitivus
C
ablativus
D
accusativus

Slide 4 - Quiz

Noem vier vragende voornaamwoorden.

Slide 5 - Question ouverte

Hamdan kan goed dansen.
'goed' is taalkundig een ...
A
BN
B
bep. lidw.
C
ZWW
D
BIJWOORD

Slide 6 - Quiz

Katrien is een slim meisje.
'slim' is taalkundig een ...
A
BN
B
bijwoord
C
ZN
D
VOORZETSEL

Slide 7 - Quiz

Tijdens de les werd er goed geluisterd.
'Tijdens' is taalkundig een ...
A
bijwoord
B
voorzetsel
C
BN
D
ZN

Slide 8 - Quiz

Waarom gaat Klaas niet naar school?
'Waarom' is taalkundig een ...
A
voorzetsel
B
ZWW
C
HWW
D
bijwoord

Slide 9 - Quiz

In een naamwoordelijk deel moet een ... staan.
A
naamwoord
B
voorzetsel
C
bijwoord
D
KWW

Slide 10 - Quiz

In een zin met een KWW kan nooit een ... staan.
A
onderwerp
B
HWW
C
voorzetsel
D
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Ik houd goed een oogje in het zeil.
houd + een oogje in het zeil = samen ...
A
WG
B
Onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
ND

Slide 12 - Quiz

voorzetsels

Slide 13 - Carte mentale

Wanneer is 'geworden' een ZWW?

Slide 14 - Question ouverte

Joél geeft een koekje aan iemand.
'iemand' is taalkundig een ...
A
ZN
B
BIJWOORD
C
HWW
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Is 'waarom' ooit een persoonsvorm?

Slide 16 - Question ouverte

Noem een infinitief.

Slide 17 - Carte mentale

Zij zijn vroeg wakker geworden.
'zijn' is taalkundig een ...
A
WD
B
HWW
C
ND
D
KWW

Slide 18 - Quiz

Zij zijn vroeg wakker geworden.
'zijn' is redekundig een ...
A
WD
B
HWW
C
ND
D
KWW

Slide 19 - Quiz

Zij zijn vroeg wakker geworden.
'geworden' is redekundig een ...
A
WD
B
HWW
C
ND
D
KWW

Slide 20 - Quiz

Zij zijn vroeg wakker geworden.
'geworden' is taalkundig een ...
A
WD
B
HWW
C
ND
D
KWW

Slide 21 - Quiz

Zij zijn vroeg wakker geworden.
'wakker' is taalkundig een ...
A
WD
B
BN
C
ND
D
KWW

Slide 22 - Quiz

Zij zijn vroeg wakker geworden.
'wakker' is redekundig een ...
A
WD
B
BN
C
ND
D
KWW

Slide 23 - Quiz

Als de persoonsvorm in het enkelvoud staat, dan staat dit zinsdeel ook in het enkelvoud.
A
lijdend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quiz

Alles voor de PV is ...

Slide 25 - Question ouverte

Krijgen alle zinsdelen bij redekundig ontleden een afkorting boven zich?
A
nee
B
ja

Slide 26 - Quiz

Mag je dus zinsdelen onbenoemd laten?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Het lopen is fijn, het zwemmen is vermoeiend, het poetsen is gezellig.
Lopen, zwemmen en poetsen zijn ...
A
ZWW
B
HWW
C
KWW
D
ZN

Slide 28 - Quiz

Hoe herken ik een ZN? Wat kan ik doen met ZN?

Slide 29 - Carte mentale

Hoe herken ik een BN? Wat kan ik doen met BN?

Slide 30 - Carte mentale

Als een zinsdeel een tijdstip aangeeft, is
dat zinsdeel een ...

Slide 31 - Carte mentale

Als een zinsdeel een plek aangeeft, is
dat zinsdeel een ...

Slide 32 - Carte mentale

Willen John en Kees het hek geschilderd hebben?
Geef het WG van deze zin.

Slide 33 - Carte mentale

Wat koppelt een KWW eigenlijk?

Slide 34 - Carte mentale

Welke vraag moet je stellen om het
meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 35 - Carte mentale

De jury overhandigt de prijs aan de makers van 'Even tot hier'.
Wat is het MV?
A
de jury
B
de prijs
C
overhandigt
D
aan de makers van 'Even tot hier'

Slide 36 - Quiz

Als er een ZWW in een zin staan, zet je redekundig meteen dit boven alle werkwoorden.
A
ND
B
WD
C
WG
D
BwB

Slide 37 - Quiz

Als er een KWW in een zin staan, zet je redekundig meteen dit boven alle werkwoorden.
A
ND
B
WD
C
WG
D
BwB

Slide 38 - Quiz

Wanneer krijgt jouw dochter een nieuwe fiets?
'Wanneer' is redekundig een ...
A
PV
B
BwB
C
Vragend voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 39 - Quiz

Ik geef mijn klas een toets.
'ik' is taalkundig een ...
A
ZN
B
BN
C
BEZIT VN
D
PERS VN

Slide 40 - Quiz

Meryem geeft haar klas een toets.
'Meryem' is taalkundig een ...
A
ZN
B
BN
C
BEZIT VN
D
PERS VN

Slide 41 - Quiz

Meryem geeft haar klas een toets.
'haar' is taalkundig een ...
A
ZN
B
BN
C
BEZIT VN
D
PERS VN

Slide 42 - Quiz

Gaf de scheidsrechter die rode kaart aan jou?
'jou' is taalkundig een ...
A
PERS VN
B
ONBEP VN
C
VRAGEND VN
D
BEZIT VN

Slide 43 - Quiz

De jongens zaten zich ontzettend te vervelen.
'zich' is taalkundig (altijd) een ...
A
WEDERKEREND VN
B
BEZIT VN
C
WEDERKERIG VN
D
AANWIJZEND VN

Slide 44 - Quiz

De elftallen gaven elkaar een hand voor de wedstrijd.
'elkaar' is taalkundig een ...
A
PERS VN
B
WEDERKEREND VN
C
WEDERKERIG VN
D
BIJWOORD

Slide 45 - Quiz

Jao is groot, maar Sophie is klein.
'maar' is een ...
A
ZN
B
BN
C
VOORZETSEL
D
VOEGWOORD

Slide 46 - Quiz

Wie/wat + PV?
Deze vraag hoort bij het ...
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 47 - Quiz

Jij wast je grondig, zeg!
'je' is taalkundig een ...
A
PERS VN
B
BEZIT VN
C
WEDERKERIG VN
D
WEDERKEREND VN

Slide 48 - Quiz

De boterham is belegd met hagelslag.
'hagelslag' is een ...
A
KWW
B
ZWW
C
BN
D
ZN

Slide 49 - Quiz

Uw gasten zijn zeer ontevreden!
'uw' is taalkundig een ...
A
ONBEP VN
B
AANWIJZEND VN
C
BEZIT VN
D
PERS VN

Slide 50 - Quiz