5.3 De sociale kwestie

5.3 De Sociale Kwestie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

5.3 De Sociale Kwestie

Slide 1 - Diapositive

Nederland industrialiseert laat
  • Pas vanaf 1870-1890

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 2 - Diapositive

Nederland industrialiseert laat
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 3 - Diapositive

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken

  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem III wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 4 - Diapositive

Industriële revolutie in Nederland
  • Tweede helft 19e eeuw (1850-1900)
  • mannen, vrouwen en kinderen in fabrieken
  • lage lonen, slechte omstandigheden

--> er ontstaat een grote klasse van arbeiders die onder zeer slechte omstandigheden leefden en werkten 



Slide 5 - Diapositive

Sociale kwestie
  • Slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw.
  • Liberalen waren voor weinig overheidsbemoeienis en voor een vrije economie. 
  • Maar...liefdadigheid alleen bleek niet genoeg om armen te helpen. 

Slide 6 - Diapositive

Sociale wetgeving
Het kinderwetje van Van Houten
  • De liberalen waren bang voor opstanden van arbeiders (socialistische revolutie).
  • Samuel van Houten ziet dat sociale wetgeving nodig is om dit te vermijden.
  • In 1874 Kinderwetje van Van Houten: verbod op kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken.

Slide 7 - Diapositive

1874
Eerste sociale wet: die moest een einde maken aan kinderarbeid. Kinderen onder de 12 mochten niet meer in fabrieken werken.
Er werd weinig gecontroleerd op kinderarbeid in fabrieken na de wet van 1874. Ook al zou dat wel gebeurd zijn, hoezo was er dan nog steeds geen einde aan kinderarbeid door deze wet?
1901
In 1901 werd kinderarbeid echt moeilijker: door de invoering van de leerplicht. Alle kinderen van 6 tot 12 moesten vanaf toen naar school. Dat werd ook gecontroleerd.

Slide 8 - Diapositive

Maken deze les 2H
5.3 Sociale Kwestie

opdracht 1 t/m 4

werkboek blz. 125-126
informatieboek blz. 96-97

Slide 9 - Diapositive

Maken deze les 2V
5.3 Sociale Kwestie

opdracht 1 t/m 5

werkboek blz. 134-135
informatieboek blz. 104-105

Slide 10 - Diapositive

Arbeiders in actie
  • Richten vakbonden op. Afdwingen van betere omstandigheden.
  • Socialisten kwamen op voor rechten arbeiders.

Slide 11 - Diapositive

Socialisme tegen kapitalisme
In 1848 kreeg een kleine groep rijke mannen kiesrecht (bourgeoisie/ gegoede burgerij).

Stemden bij verkiezingen op liberalen. Nadruk op economische vrijheid (handel en industrie). Overheid bemoeide zich niet met economie. 

Kapitalisme = economisch syteem waarbij alles draait om geld. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers die proberen zoveel mogelijk winst te maken.
 

Slide 12 - Diapositive

Socialisme 
Midden 19e eeuw ontstond het socialisme = politieke stroming die streeft naar 
meer gelijkheid tussen arm en rijk in de samenleving.

Grondlegger is Karl Marx. 

Twee stromingen:
  • communisme --> gelijkheid bereiken via revolutie
  • gematigde socialisten/sociaaldemocraten --> gelijkheid bereiken via 
       sociale wetten/het parlement

Slide 13 - Diapositive

Communisme
Volgens het communisme/marxisme 
  • is er een klassenstrijd tussen het proletariaat (de arme arbeiders) en de bourgeoisie (rijke burgers). 
  • Het proletariaat wordt zo erg uitgebuit door de bourgeoisie dat uiteindelijk de arbeiders in opstand zullen komen: Revolutie! En dan:

  • Worden productiemiddelen zoals land en fabrieken bezit van iedereen (= de staat).
  • Ontstaat een ideale klassenloze samenleving waarin iedereen evenveel rechten en evenveel bezit heeft: de communistische heilstaat.


    Communisme = Socialistische beweging waarbij arbeiders de macht grijpen door middel van een revolutie en zo een klassenloze samenleving creëren.

    Slide 14 - Diapositive

    Kapitalisme
    Hiernaast zie je het kapitalistisch systeem volgens communisten.

    Welke kritiek geeft het communisme in deze prent op het kapitalisme?

    Slide 15 - Diapositive

    Gematigde socialisten
    Willen verbetering omstandigheden arbeiders door sociale wetten. Dus via de parlementaire democratie.

    Dit zijn sociaaldemocraten of gematigde socialisten.

    Politieke partij: SDAP




    Slide 16 - Diapositive

    1894 oprichting SDAP

    Leider: Troelstra
    Doel: Sociale Kwestie aanpakken
    Middel: invoering algemeen kiesrecht

    Slide 17 - Diapositive

    Bij welke stoming hoort de tekenaar? Leg uit!
    Welke symbolen worden gebruikt?

    Slide 18 - Diapositive

    Maken deze les 2H
    5.3 Sociale Kwestie

    opdracht 5 t/m 8

    werkboek blz. 126-127
    informatieboek blz. 97-98

    Slide 19 - Diapositive

    4. Gezondheid
    Tot 1850: helft van de kinderen sterft jonger dan 5 jaar. Ziektes kregen veel kans door de leefomstandigheden

    - Er werd riolering en waterleidingen aangelegd
    - Medische kennis nam sterk toe (bacteriën)
    - Bacteriën kunnen gedood worden door verhitting en voedsel blijft langer houdbaar
    - Ontwikkeling medicijnen
    ---> Medische revolutie


    Slide 20 - Diapositive

    Maken deze les 2V
    5.3 Sociale Kwestie

    opdracht 6 t/m 9

    werkboek blz. 135-137
    informatieboek blz. 105-107

    Slide 21 - Diapositive