5V 2021 12.5 les 1 cis trans isomerie

stereochemie
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

stereochemie

Slide 1 - Diapositive

Cis-trans isomerie
Lesdoel: 
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen structuurisomeren en stereoisomeren
  • Je kunt omgaan met naamgeving koolwaterstofmoleculen
  • Je kunt cis- en transisomeren herkennen en benoemen

Slide 2 - Diapositive

Ruimtelijke structuur speelt een belangrijke rol bij isomerie. Je kent structuurisomerie: zelfde molecuulformule, andere structuurformule. 
De atomen zitten in een andere volgorde aan elkaar verbonden. 
Bv.: 2-fluorpropaan en 1-fluorpropaan
V4

Slide 3 - Diapositive

Het kan ook zijn dat verschillende moleculen dezelfde molecuulformule hebben én  dezelfde structuurformule. Toch verschillen ze in ruimtelijke bouw, je kunt ze niet precies op elkaar leggen. We noemen dit stereoisomerie
5V

Slide 4 - Diapositive

even oefenen... welke van de onderstaande stoffen is een structuurisomeer van hex-2-een?
A
1,2-dimethylcyclobutaan
B
hexaan
C
2-methylpentaan
D
2-methylpenta-1,3-dieen

Slide 5 - Quiz

van structuur-isomeren naar stereo-isomeren

stereo-isomeren : 
atoom-volgorde gelijk, toch andere eigenschappen.
Hoe dan?

hiervoor moeten we naar de 3D-structuren gaan kijken.

Slide 6 - Diapositive

Koolstof met 4 bindingen: methaan (CH₄)
Zo tekenen we de 2D structuur
Zo bouwen we de 3D structuur
Zo tekenen we de 3D structuur

Slide 7 - Diapositive

Ethaanmoleculen hebben alleen maar enkelvoudige atoombindingen. Deze enkelvoudige bindingen zijn vrij draaibaar.

molecuulbouw: draaibare bindingen 
draaibaar!

Slide 8 - Diapositive

Moleculen van etheen (1), ethyn (2) en cyclohexaan (3) hebben starre bindingen. Deze bindingen zijn niet draaibaar

Voorbeelden van starre bindingen zijn: dubbele binding, drievoudige binding en een ringstructuur.
molecuulbouw: starre bindingen
niet draaibaar!

Slide 9 - Diapositive

Welke ruimtelijke structuur heeft een etheenmolecuul rondom beide C-atomen?
A
lineair
B
plat vlak
C
tetraëdrisch
D
dat verschilt per C-atoom

Slide 10 - Quiz

Welke ruimtelijke structuur heeft een ethynmolecuul rondom beide C-atomen?
A
lineair
B
plat vlak
C
tetraëdrisch
D
dat verschilt per C-atoom

Slide 11 - Quiz


Hiernaast staan twee
1,2-dichlooretheen moleculen.

Zijn ze verschillend, denk je?
A
nee, Cl atomen zitten op dezelfde C's, dus zelfde molecuul.
B
nee, of je Cl naar boven of naar beneden tekent, maakt niet uit.
C
ja, of je Cl naar boven of naar beneden tekent, maakt wel uit.

Slide 12 - Quiz

 cis-trans isomeren
 dit zijn stereo-isomeren!

Door de starre binding kan het Cl atoom niet verwisselen van plek, de binding tussen de twee C-atomen is namelijk niet vrij draaibaar.

  • Er is een verschil tussen structuurisomeren en stereo-isomeren. 

Slide 13 - Diapositive

wanneer heb je cis-trans isomeren:

Voorwaarde 1 voor cis-trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.

Voorwaarde 2 voor cis-trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn. 

> aan beide voorwaarden moet zijn voldaan.
3 isomeren van C₂H₂Cl₂
1,1-dichlooretheen
cis-1,2-dichlooretheen
trans-1,2-dichlooretheen
stereo-isomeren:

Slide 14 - Diapositive

trans (overheen, aan de overkant)
links en rechts van de dubbele binding 2 verschillende groepen aanwezig zijn
één van de genoemde groepen boven en de andere onder de dubbele binding zit.



cis (aan dezelfde kant)
links en rechts van de dubbele binding 2 verschillende groepen aanwezig zijn
allebei de genoemde groepen boven óf allebei onder de dubbele binding zitten
Cis & trans isomeren: naamgeving

Slide 15 - Diapositive


Bij welk van deze twee stoffen is er sprake van cis/trans isomerie?
A                                           B    
voorwaarden
- starre binding
- twee verschillende groepen aan beide C-atomen
A
alleen bij A
B
alleen bij B
C
bij allebei
D
bij geen van beiden

Slide 16 - Quiz

Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.



Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn.

Slide 17 - Diapositive

Bij één van onderstaande stoffen is er sprake van cis/trans isomerie.
Bij welke stof is dat? Teken het desnoods even uit!
voorwaarden
- starre binding
- twee verschillende groepen aan beide C-atomen
A
1,2-dichloorethyn
B
1,2-dichloorethaan
C
1,1-dichlooretheen
D
but-2-een

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Ook een ringstructuur is een starre binding. 
Teken alle C-atomen in een plat vlak. De andere atomen steken dan aan de bovenkant en onderkant van de ring uit. 
Als er twee assymetrische C-atomen in de ring zijn, is er ook sprake van cis-trans isomerie.

Slide 20 - Diapositive

De cis-isomeer is links afgebeeld en de trans-isomeer rechts. 
Het verschil breng je in de stofnaam aan door voor de naam cis- of trans- te zetten. 

Slide 21 - Diapositive

De geurstof geraniol komt in rozen voor. De moleculen hebben twee C=C bindingen (A en B). Bij welke van deze bindingen is er sprake van cis-trans isomerie?
A
alleen bij A
B
alleen bij B
C
bij allebei
D
bij geen van beiden

Slide 22 - Quiz

Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.


Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn.
geraniol

Slide 23 - Diapositive

cis-trans, micro en macro
we doen natuurlijk alleen 'moeilijk' omdat het moet.
Er zit een verschil in stofeigenschappen (macro) tussen cis en trans isomeren (micro). Soms kan dat veel uitmaken. Bijvoorbeeld bij de volgende vraag...

Slide 24 - Diapositive

Het kookpunt van stof A (cis) is 333 K terwijl het kookpunt van stof B (trans) is 322 K.
De reden voor het hogere kookpunt van stof A (cis) is...
A                                     B    
A
sterkere vanderwaalsbindingen tussen de moleculen
B
sterkere atoombindingen tussen de atomen in de moleculen
C
sterkere dipool-dipool bindingen tussen de moleculen
D
sterkere waterstofbruggen tussen de moleculen

Slide 25 - Quiz

De ruimtelijke structuur bepaalt of een molecuul een dipool is. Heffen de polaire bindingen elkaar op (liggen ze bv in elkaars verlengde)? Dan geen dipool molecuul!
Micro- en macroniveau

Slide 26 - Diapositive

HW
maak opgave 46, 49, 50, 51 en 53
van 51 heb je alle structuren al getekend, 
ga nu na of er cis-trans isomeren bij zitten!
en... maak de tetraeder modellen (knippen, vouwen en plakken)

Slide 27 - Diapositive