Herhalingsles H5 | Voorbereiding toets
1 / 23
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
De hamer van een timmerman is een voorbeeld van de productiefactor .......
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Diapositive
Sleep de juiste productiefase naar de bijbehorende bedrijfskolom
Productiefase 1:
graan produceren met behulp van de natuur
De broodfabriek voegt € 0,65 waarde toe.
De supermarkt voegt waarde toe door dienstverlening.
De consument betaalt de totale toegevoegde waarde.
Slide 5 - Question de remorquage
Slide 6 - Diapositive
Mechanisering
automatisering
Flitspaal voor snelheidsovertredingen
elektrische heggenschaar
Slide 7 - Question de remorquage
Slide 8 - Vidéo
Noem een voorbeeld van een technologische ontwikkeling op school.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
De inkoopprijs van een hockeystick is € 47. De brutowinstopslag is 90%.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag en de verkoopprijs.
1. De brutowinstopslag =
2. De verkoopprijs =
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag en de verkoopprijs.
1. De brutowinstopslag =
2. De verkoopprijs =
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
Kassabon voor usb-sticks waarvan de voorraad op is
B
Schoonmaakmiddelen voor de schoonmaakster
C
Overzicht met de uitbetaling van het loon
D
Factuur voor de internetverbinding
Slide 13 - Quiz
Consumentenprijs berekenen:
De verkoopprijs van een broek is: € 16,50.
De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs
De verkoopprijs van een broek is: € 16,50.
De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Slide 14 - Question ouverte
Bereken de prijs exclusief btw.
prijs inclusief btw € 29,95 (btw 21%)
Hoeveel is de btw?
prijs inclusief btw € 29,95 (btw 21%)
Hoeveel is de btw?
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Vidéo
Bereken hier de omzet.
Ik heb 500 tassen verkocht en ze kosten per stuk 50 euro. Hoe kan ik mijn omzet berekenen?
Ik heb 500 tassen verkocht en ze kosten per stuk 50 euro. Hoe kan ik mijn omzet berekenen?
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,
Slide 20 - Quiz
Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten. Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
het elektriciteitsverbruik van een
automaat
B
de huur van het pand
C
inkoop van hamburgers
D
salaris van de werknemers
Slide 21 - Quiz
Maatschappelijk kosten zijn de
A
Nadelen van de productie in de samenleving
B
Nadelen van de consumptie in de samenleving
C
Nadelen van de productie en consumptie voor de samenleving.
Slide 22 - Quiz
Wat zijn geen maatschappelijke kosten?
A
Geluidscherm langs de snelweg
B
Het water uit de riolering schoonmaken
C
Afval sorteren
D
Longziektes die ontstaan door de vuile lucht
