mha1 chap3 bez vnw en etre H23-24

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bonjour!

Slide 2 - Diapositive

Présence

Slide 3 - Diapositive

le programme
1.  parler français
2. être
3. grammaire 
4. les devoirs
 

Slide 4 - Diapositive

bonjour!

waar woon je?
hoe oud ben je?
in welke klas zit je?
welke vakken heb je op maandag?
hou je van... ?
wat is je favoriete vak?
wie is jouw docent van ... ?

Slide 5 - Diapositive

lesdoel
na deze les:
- weet je hoe je in het Frans
'mijn' en 'jouw' zegt
- heb je geoefend met être

Slide 6 - Diapositive

ik ben
jij bent
hij is
zij is
men is/wij zijn
wij zijn
jullie zijn/u bent
zij zijn (m)
zij zijn (v)
je suis
tu es
il est
elle est
on est
nous sommes
vous êtes
ils sont
elles sont
3-5 min.
(par. D)

Slide 7 - Diapositive

werkblad être
hoeveel heb je er goed?

Slide 8 - Diapositive

google: socrative student
ROOM NAME: FRANS232
vul je naam in
maak de 'toets être présent'




Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Grammaire H
mijn - jouw - zijn - haar

Slide 11 - Diapositive

het is mijn tafel 
het is zijn etui
het is jouw pen
het is haar boek



Slide 12 - Diapositive

MIJN mon, ma, mes
JOUW ton, ta, tes
ZIJN/HAAR son, sa, ses

Slide 13 - Diapositive

mijn - jouw - zijn - haar
le prof = de leraar

mon prof = mijn leraar
ton prof = jouw leraar
son prof = zijn leraar
son prof = haar leraar



Slide 14 - Diapositive

mijn - jouw - zijn - haar
la classe = de klas

ma classe = mijn klas
ta classe = jouw klas
sa classe = zijn klas
sa classe = haar klas

Slide 15 - Diapositive

mijn - jouw - zijn - haar
les secrets = de geheimen

mes secrets = mijn geheimen
tes secrets = jouw geheimen
ses secrets = zijn geheimen
ses secrets = haar geheimen
* deze vormen gebruik je ook bij les devoirs

Slide 16 - Diapositive

! woord dat begint met a e i o u: 

l'école (maar het is een vrouwelijk woord)

mon école
ton école
son école
son école

Slide 17 - Diapositive

p. 124

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Marianne is mijn zus (v)
Marianne est ..... soeur
A
mon
B
ma
C
mes
D
ta

Slide 20 - Quiz

Jouw ouders, zijn ze aardig? (mv)
..... parents, ils sont sympa?
A
mes
B
ses
C
tes
D
ton

Slide 21 - Quiz

Is jouw slaapkamer groot? (v)
........... chambre est grande?
A
ton
B
son
C
ta
D
sa

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

zijn appartement is klein
...... appartement est petit.
A
ton
B
mon
C
son
D
ses

Slide 24 - Quiz

mijn bed is groen
............ lit (m) est vert
A
son
B
mon
C
ta
D
ma

Slide 25 - Quiz

waar zijn je ouders? (mv)
où sont ........... parents?
A
ton
B
ses
C
tes
D
ta

Slide 26 - Quiz

page 124-125
1B 1C: exercices 30a, c, e + 31a, 32a
1E 1F 1G: eerst nog extra uitleg

(+ werkblad être + woordjes ABE)

Slide 27 - Diapositive

124

Slide 28 - Diapositive

onze - jullie - uw - hun (m of v)
le prof of la prof (geen verschil meer tussen m en v)

onze leraar = notre prof
jullie leraar = votre prof
uw leraar = votre prof
hun leraar = leur prof

Slide 29 - Diapositive

onze - jullie - uw - hun (mv)
les secrets = de geheimen

onze geheimen = nos secrets
jullie geheimen = vos secrets
uw geheimen = vos secrets
hun geheimen = leurs secrets

Slide 30 - Diapositive

onze docent is aardig
A
ton prof est sympa
B
nos prof est sympa
C
notre prof est sympa
D
votre prof est sympe

Slide 31 - Quiz

onze docenten zijn aardig
A
nos profs sont sympa
B
notre profs sont sympa
C
votre prof est sympa
D
son prof est sympa

Slide 32 - Quiz

hun docent is aardig
A
son prof est sympa
B
vos prof est sympa
C
leurs prof est sympa
D
leur prof est sympa

Slide 33 - Quiz

les devoirs
1 E F G: 
30a,c,d 
31a,b
32a

+ werkblad être en woordjes ABE

Slide 34 - Diapositive

les devoirs
chapitre 3
oefeningen D
leren alle voca
leren être

Slide 35 - Diapositive

wat heb je geleerd?

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien

Slide 39 - Lien

Slide 40 - Diapositive

Etre
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils

Slide 41 - Question de remorquage