Assisteren in de gezondheidszorg blok 8

Assisteren in de gezondheidszorg 
Blok 8 Moeilijke situaties


- communicatie 
- telefoongesprek/notitie
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Assisteren in de gezondheidszorg 
Blok 8 Moeilijke situaties


- communicatie 
- telefoongesprek/notitie

Slide 1 - Diapositive

Wat leer je?
  • Een vraag aannemen, verhelderende vragen stellen en toetsen of de vraag goed begrepen is
  • In een situatie met emoties van anderen omgaan
  • In een situatie de juiste omgangsvorm kiezen passend bij de emoties van anderen
  • Een telefoonmemo maken


Slide 2 - Diapositive

4

Slide 3 - Vidéo

00:51
Wat gebeurt er nu in dit gesprek?
Heb je dit zelf wel eens meegemaakt?
Kun je een voorbeeld geven?

Slide 4 - Question ouverte

01:12
Is dit een echt gesprek?
A
Ja, want 2 mensen praten met elkaar
B
Nee, want ze praten langs elkaar heen

Slide 5 - Quiz

02:22
In een goed gesprek is iedereen om de beurt aan het woord. Hoe weet je nou wanneer de 'beurt' aan de ander is om iets te zeggen?

Slide 6 - Question ouverte

03:20
Spelregels van communiceren
Door de spelregels van communicatie te kennen en toe te passen, voer je betere gesprekken en begrijp je anderen beter. We noemen dat effectief communiceren.

Maar hoe doe je dat? 

Slide 7 - Diapositive

Communiceren 
Bij communiceren wissel je informatie uit met een ander, via een vraag, opmerking, aan
de balie doen, via de telefoon of via e-mail.
Het is belangrijk dat je de ander goed begrijpt, daarom moet de goede vragen op de
juiste momenten stellen, aangepast aan de situatie.
  • open vragen
  • gesloten vragen
  • verhelderende vragen

Effectief communiceren, hoe doe je dat?

Slide 8 - Diapositive

9

Slide 9 - Vidéo

01:28
Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag?
A
Wat gebeurde er toen de verdachte weg liep?
B
Wat zag u precies?
C
Heeft u de verdachte gezien?
D
Hoe zag de verdachte eruit?

Slide 10 - Quiz

01:28
Welke hiervan is GEEN open vraag?
A
Wat eten we vanavond?
B
Hoe fiets jij naar school?
C
Gaan we nog iets leuks doen?
D
Wanneer is de les voorbij?

Slide 11 - Quiz

01:28
Als je interview-vragen stelt, dan vraag je gesloten vragen...
A
als je feiten wilt weten
B
als je meer wilt weten over de mening van deze persoon
C
als je de persoon niet aardig vindt
D
als je denkt dat deze persoon er weinig verstand van heeft

Slide 12 - Quiz

01:28
Open vragen (Kies het juiste antwoord)
A
Je krijgt verschillende antwoorden te zien en je kiest het juiste ABC antwoord
B
Je kan de vraag niet met ja/nee beantwoorden. Ze beginnen vaak met wat/wanneer/waarom/hoe.
C
Je kan alleen met ja/nee beantwoorden

Slide 13 - Quiz

01:28
Welke is een open vraag?
A
Ga je mee?
B
Wat vind je leuk aan school?
C
Heb je een 10 gehaald?
D
Is Nederlands je lievelingsvak?

Slide 14 - Quiz

01:28
Een open vraag stel je....
A
Om een uitgebreid en vloeiend gesprek te voeren
B
Als je Ja of Nee als antwoord wilt hebben
C
Als je niet meer weet wat je moet zeggen
D
Aan het einde van de dag

Slide 15 - Quiz

02:28
Hoe laat je met lichaamstaal zien dat je geïnteresseerd bent in de ander. Geef voorbeelden

Slide 16 - Question ouverte

In deze video werden 6 tips genoemd
Welke? Probeer er minimaal 3 op te schrijven

Slide 17 - Question ouverte

Samenvatting
  1. Gebruik zoveel mogelijk open vragen
  2. Actief luisteren
  3. De cocon( richt je op de ander)
  4. Lichaamstaal is heel belangrijk
  5. Geen snelle conclusie trekken
  6.  Vermijd antagonistisch (= confronterend) taalgebruik)

Slide 18 - Diapositive

03:13
Als je niet te snel conclusie voor de ander trekt, zijn de volgende afkortingen van toepassing
A
N.I.V.E.A. niet invullen voor een ander
B
L.S.D. luisteren, samenvatten, doorvragen
C
A.N.N.A. altijd navragen, niet aannemen
D
ze zijn alle 3 van toepassing

Slide 19 - Quiz

02:28
Lichaamstaal is een vorm van
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Een helpende gedachte is goed voor je zelfvertrouwen.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Je kunt altijd kiezen voor een helpende gedachte.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Ik denk: "Die toets wordt vast heel moeilijk!" Wat kan ik nu doen?
A
Op mijn nagels bijten
B
Er een helpende gedachte tegenover zetten, bijvoorbeeld: "Ik heb het goed geleerd, dus het komt vast goed."
C
De toets leeg inleveren
D
Spieken

Slide 25 - Quiz

Wat kun je doen als je negatieve gedachten hebt?
A
Op zoek gaan naar bewijzen voor en tegen de gedachten
B
Er verder over nadenken/piekeren
C
De gedachte uitdagen of er een helpende gedachte tegenover zetten
D
A en C zijn beide goed

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Vidéo

Telefoongesprek voeren

Slide 28 - Diapositive

Notitie maken bij telefoongesprekken

Slide 29 - Diapositive

Even noteren!

Op verschillende momenten is het handig om even iets op te schrijven zodat je niets vergeet. Je maakt dan een notitie.

Een notitie maak je bijvoorbeeld wanneer je een afspraak wilt maken bij de tandarts of wanneer je iets besteld bij de Chinees. Ook is het handig als je zaken noteert bij belangrijke telefoongesprekken. In deze les leer je hoe je dit het beste kunt doen. 

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

datum
tijd
naam
telefoon nummer
aangenomen door
boodschap voor
datum
Wie heeft er gebeld?
Op welke dag heeft iemand gebeld?
Wie heeft de telefoon aangenomen?
Voor wie is de boodschap?

Slide 32 - Question de remorquage

Telefoonnotitie maken
  • Datum en tijdstip van bellen
  • Je eigen naam
  • Naam van de beller en bedrijf
  • Telefoonnummer
  • Bereikbaarheid van de beller (wanneer kan je terugbellen)
  • Onderwerp/reden van bellen
  • Verwachte actie

Slide 33 - Diapositive

Oefenen van een telefoongesprek

woon zorghotel Bloemendal

Slide 34 - Diapositive

Stagiaire Bloemendal
Mevrouw/meneer Bos

- neem de telefoon op en sta meneer/mevrouw Bos te woord

- maak een telefoonnotitie 

- blijf vriendelijk en toon empathie

- zoek naar een passende oplossing
- is boos dat de lamp in het toilet nog steeds stuk is

- is een blauwe broek kwijt geraakt bij de was. Je bent hier boos over, want dit is al de zoveelste keer

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Opdrachten blok 8

3
4
5
8
9
11


Slide 37 - Diapositive