Vrijdag 12 november

Welkom
Ga rustig zitten.

Pak je boek, pen en rekenmachine
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ga rustig zitten.

Pak je boek, pen en rekenmachine

Slide 1 - Diapositive

7e uur

- bespreken van vraag 11 en 13 
- Examenvragen 



8e uur

- Maken vraag 1, 2 en 3 bladzijde 104
- Nakijken 1, 2 en 3
- uitleg vennootschapsbelasting
- vermogensrendement


Zelfstandig werken aan paragraaf 3.6

Slide 2 - Diapositive

Vraag 11
Lydia is eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 184.000. Haar hypotheek is € 140.000. Hierover betaalt ze nog een rente van 4%.

a) Gebruik afbeelding 36 op bladzijde 100. Hoeveel is het eigenwoningforfait van Lydia?


Slide 3 - Diapositive

Vraag 11
Lydia is eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 184.000. Haar hypotheek is € 140.000. Hierover betaalt ze nog een rente van 4%.

a) Gebruik afbeelding 36 op bladzijde 100. Hoeveel is het eigenwoningforfait van Lydia?

€ 184.000 : 100 × 0,60 = € 1.104

Slide 4 - Diapositive

Vraag 11
Lydia is eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 184.000. Haar hypotheek is € 140.000. Hierover betaalt ze nog een rente van 4%.

b) Hoeveel rente betaalt zij jaarlijks over haar hypotheekschuld?

Slide 5 - Diapositive

Vraag 11
Lydia is eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 184.000. Haar hypotheek is € 140.000. Hierover betaalt ze nog een rente van 4%.

b) Hoeveel rente betaalt zij jaarlijks over haar hypotheekschuld?

€ 140.000 : 100 × 4 = € 5.600


Slide 6 - Diapositive

Vraag 13
a) Bereken Miranda’s belastbaar inkomen in box 1. Gebruik hiervoor afb. 36 op blz. 100.

Slide 7 - Diapositive

Vraag 13
a) Bereken Miranda’s belastbaar inkomen in box 1. Gebruik hiervoor afb. 36 op blz. 100.

12 × € 5.500 = € 66.000;
€ 325.000 : 100 × 0,60 = € 1.950;
€ 290.000 : 100 × 3,4 = € 9.860;
€ 66.000 + € 1.950 – € 9.860 = € 58.090


Slide 8 - Diapositive

Vraag 13
b)  Aan het einde van het jaar keert Milou’s bv een winstuitkering van € 15.000 uit aan Milou. Hoeveel belasting moet Milou hierover betalen? Gebruik afbeelding 35 op blz. 100.


Slide 9 - Diapositive

Vraag 13
b) Aan het einde van het jaar keert Milou’s bv een winstuitkering van € 15.000 uit aan Milou. Hoeveel belasting moet Milou hierover betalen? Gebruik afbeelding 35 op blz. 100.

€ 15.000 : 100 × 26,25 = € 3.937,50

Slide 10 - Diapositive

Vraag 13
c) Milou betaalt € 22.879 belasting in box 1 en heeft € 2.500 aan heffingskortingen. Hoeveel
belasting betaalt ze uiteindelijk (let op vraag b)


Slide 11 - Diapositive

Vraag 13
c) Milou betaalt € 22.879 belasting in box 1 en heeft € 2.500 aan heffingskortingen. Hoeveel
belasting betaalt ze uiteindelijk (let op vraag b)

€ 22.879 + € 3.937,50 – € 2.500 = € 24.316,50

Slide 12 - Diapositive

Maken
Aan de slag met vraag 1, 2 en 3 bladzijde 104
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Vennootschapsbelasting
Bedrijven die winst maken betalen daarover belasting.

Dit geldt voor bedrijven met de ondernemingsvorm:
Besloten vennootschap
Naamloze vennootschap

Slide 14 - Diapositive

Andere presentatie

Slide 15 - Diapositive