Spelling H5 - les 1 (lastige leestekens)

Spelling hoofdstuk 5 
Lastige leestekens 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spelling hoofdstuk 5 
Lastige leestekens 

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les 
Deze les bespreken we de moeilijke gevallen van de leestekens:
- komma
- dubbele punt
- aanhalingstekens
- puntkomma 

Slide 2 - Diapositive

In welke gevallen
gebruik je een komma?

Slide 3 - Carte mentale

Komma                                         , 
  • Voor of na een aanspreking
  • Tussen delen van een opsomming (niet voor 'en')
  • Tussen twee persoonsvormen 
  • Tussen een hoofd- en bijzin als het lange delen zijn
  • voor of achter een bijstelling (= extra informatie)
    Pablo Picasso, de beroemde Spaande schilder, overleed in 1973.

Slide 4 - Diapositive

Een komma gebruik je....
A
Na een voegwoord
B
Voor een voegwoord

Slide 5 - Quiz

Wat geeft een komma aan?
A
Om iets aan te kondigen
B
Om een zin te eindigen
C
Rust aan te geven
D
Om een zin te starten

Slide 6 - Quiz

Een komma zet je..
A
tussen twee persoonsvormen
B
voor twee persoonsvormen

Slide 7 - Quiz

Wanneer gebruik je
een dubbele punt?

Slide 8 - Carte mentale

Dubbele punt                           : 
  • een citaat (aan het begin)

  • een gedachte 

  •  een opsomming (zie voorbeeld blz. 160) 

  • uitleg/toelichting 

Slide 9 - Diapositive

De dubbele punt.

Na een dubbele punt ...

A
komt er een zin die een toelichting geeft op het voorafgaande
B
komt er een argumentatie om je gelijk te halen
C
komt er een opsomming
D
komt na een voegwoord

Slide 10 - Quiz

Je gebruikt geen dubbele punt voor....
A
een opsomming
B
een uitleg
C
een aankondiging
D
een verbindingswoord

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je
aanhalingstekens?

Slide 12 - Carte mentale

Slide 13 - Vidéo

Aanhalingstekens (blz. 160)
  • Bij directe rede/citaat (let op de plaats van de tekens)

  • Bij titels van bijvoorbeeld boeken of films

  • Als het woord bijvoorbeeld spottend bedoeld wordt

  •  Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis

Slide 14 - Diapositive

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 15 - Quiz

Aanhalingsteken of niet?
Maria denkt: ik wil daar ook graag bij zijn.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 16 - Quiz

In welke zin is het aanhalingsteken goed geplaatst?
A
"Ik liep naar buiten" en riep: Iedereen moet komen.
B
Ik liep naar buiten en riep":Iedereen moet komen".
C
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen."
D
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen".

Slide 17 - Quiz

Puntkomma (;)
  • Tussen hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen (het zijn net geen losse zinnen);

  • Bij een heel lange opsomming;

  • Je kunt het vervangen door het woordje 'en'

Slide 18 - Diapositive

tekstvormen
dubbele punt
Aanhalingstekens
Komma
puntkomma
om aan te geven dat je het woord en niet de betekenis van het woord bedoelt.
Voor een voegwoord als 'maar', 'omdat', 'want' en 'daarom'.
Voor een opsomming die aangekondigd is
Tussen twee zinnen die bij elkaar horen.
Voor een citaat.
Om aan te geven dat iets gezegd wordt.

Slide 19 - Question de remorquage

Huiswerk voor de volgende les
Maak opdracht 2 op blz. 161. Neem de hele zin over en plaats leestekens waar het hoort. 

Slide 20 - Diapositive