- Vooraf: Laat alle leerlingen een krant meenemen naar de les, ook de docent neemt een aantal kranten mee.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
De taalkrant klas 4
- Vooraf: Laat alle leerlingen een krant meenemen naar de les, ook de docent neemt een aantal kranten mee.
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen? En hoe?
In deze opdracht maken jullie een krant met als onderwerp taal.
Je docent verdeelt de klas in groepen van 4/5 leerlingen.
Slide 2 - Diapositive
Beeld:
Iedere dag maken krantenredacties met het zelfde nieuws verschillende kranten, zo werkt dat nu ook in de groepen. Maak belangrijk wat je belangrijk vindt, kies eigen verwerkingsvormen.
Slide 3 - Diapositive
Tekstvormen
Uitleg
Slide 4 - Diapositive
Vooraf: zonder de kranten open te slaan: Welke tekstvormen vind je in de krant?
Slide 5 - Carte mentale
Pak nu de krant erbij: Welke tekstvormen vind je in de krant?
Slide 6 - Carte mentale
Welke vormkenmerken hebben deze tekstsoorten? (Kies twee tekstsoorten uit die je uitwerkt/toelicht)
Slide 7 - Question ouverte
Hoe ziet een krantenartikel eruit?
Slide 8 - Question ouverte
‘Die zorght, en waeckt, en slaeft, en ploegt, en zwoegt, en zweet’
Dit is een
A
archaïsme
B
neologisme
C
anafoor
D
opsomming
Slide 9 - Quiz
'En ik riep: Scandinavië, en: eenden, Daar gaat een dame, schapen met een herder -'
Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
A
archaïsme
B
tautologie
C
opsomming
D
antithese
Slide 10 - Quiz
Opbouw van een krantenartikel
Het bericht begint met de kop.
Daaronder staat de plaats waar de verslaggever zich bevindt.
De eerste alinea noemen we een ‘lead’.
In de alinea’s na de lead werk je het nieuwsverhaal verder uit. Hierin geef je meer details over het nieuwsfeit.
Slide 11 - Diapositive
Checklist journalist
5W- en H-vragen:
▪ Wie: over wie gaat het nieuwsbericht?
▪ Wat: wat is er precies gebeurd?
▪ Waar: op welke plek is het gebeurd? Dit kan heel specifiek zijn, bijvoorbeeld een straatnaam
▪ Wanneer: op welke datum is het nieuwsfeit gebeurd of gaat er iets gebeuren?
▪ Waarom: waarom is het gebeurd?
▪ Hoe: hoe is het gebeurd?
Opdracht 2 'opbouw krantenartikel' (10 min)
Je verzint nu zelf een basis voor een nieuwsartikel:
Verzin de antwoorden op de 5W- en H-vragen voor jouw krantenartikel.
timer
10:00
Slide 12 - Diapositive
Hoe ziet een krant er eigenlijk uit?
Onderzoek individueel en vergelijk dit in de meegebrachte kranten.