H5.5 -Het oog

Welkom!
Kom binnen, ga rustig zitten en ga aan de slag met de opdrachten uit de studiewijzer. 
- Eerst 5 minuten in stilte zonder vragen te stellen, (rode timer)
- Daarna nog 5 minuten waarin je mag overleggen en vragen kunt stellen (groene timer)

timer
10:00
timer
5:00
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Kom binnen, ga rustig zitten en ga aan de slag met de opdrachten uit de studiewijzer. 
- Eerst 5 minuten in stilte zonder vragen te stellen, (rode timer)
- Daarna nog 5 minuten waarin je mag overleggen en vragen kunt stellen (groene timer)

timer
10:00
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

H3.5 Het oog

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Herhaling lesstof 3.4
  2. Uitleg 3.5
  3. Zelf aan de slag met NOVA 3.5
  4. Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3

Slide 4 - Diapositive

Uitleg 5.5 Het oog 
maak aantekeningen!

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de onderdelen van het oog benoemen. 
  • Je kunt uitleggen wat accommoderen van de ooglens is. 
  • Je kunt uitleggen wat bijziend en verziend is. 
  • Je kunt uitleggen welk soort lens iemand moet gebruiken die bijziend of verziend is.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

In je oog zit een lens. De lichtstralen van een voorwerp vallen door de lens in je oog. Daardoor kun je dingen zien. 

Slide 8 - Diapositive

De bouw van het oog
  In afbeelding 1 zie je de doorsnede van een oog. Lichtstralen gaan eerst door het hoornvlies. Het licht gaat verder door de pupil. De pupil is een opening in de iris. De iris is meestal blauw of bruin, soms ook groen of een beetje grijs. 

Slide 9 - Diapositive

Na de pupil gaat het licht door de ooglens. De ooglens is een positieve (bolle) lens. Binnen in het oog zit het glasachtig lichaam, een doorzichtige bol. Ten slotte komt het licht op het netvlies achter in het oog. In het netvlies zitten lichtgevoelige cellen. Valt er licht op de lichtgevoelige cellen, dan maken de cellen een kleine elektrische stroom. Door de oogzenuw gaan deze stroompjes naar de hersenen. De hersenen vormen een beeld van wat je ziet. 

Slide 10 - Diapositive

In afbeelding 2 is getekend hoe je oog een beeld vormt van een parkeerbord. Het beeld op het netvlies is verkleind en staat op zijn kop. Ook links en rechts zijn omgekeerd.

Slide 11 - Diapositive

De pupil regelt hoeveel licht in je oog komt. Soms is het licht, soms is het donker. Bij veel licht wordt de pupil klein. Daardoor komt er niet te veel licht in je oog. In het schemerdonker wordt de pupil groot. Daardoor kan er genoeg licht in je oog komen. Dit zie je in de afbeeldingen.  

Slide 12 - Diapositive

De lichtgevoelige cellen op het netvlies zijn kwetsbaar. Door te veel fel licht gaan ze kapot. De lichtstralen van de zon zijn erg fel. Daarom moet je nooit recht in de zon kijken. De lichtgevoelige cellen kunnen dan verbranden en voor altijd kapotgaan.

Slide 13 - Diapositive

De ooglens is een positieve lens. Hij is dus bol. Maar de lens van je oog kan boller of platter worden. Kleine spiertjes in je oog trekken aan de lens. Dat de ooglens boller of platter wordt, noem je accommoderen (aanpassen). 

Slide 14 - Diapositive

Welkom!
Kom binnen, ga rustig zitten en ga aan de slag met de opdrachten uit de studiewijzer. 
- Eerst 5 minuten in stilte zonder vragen te stellen, (rode timer)
- Daarna nog 5 minuten waarin je mag overleggen en vragen kunt stellen (groene timer)

timer
10:00
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

Kijk naar afbeelding 1. Je ooglens wordt platter als je veraf goed wilt zien. De lens hoeft de lichtstralen niet sterk te breken. Je ooglens is nu een zwakke lens.  
 Kijk naar afbeelding 2. Om dichtbij goed te kunnen zien, wordt je ooglens boller. Hoe boller de lens, hoe sterker. De lens moet de lichtstralen sterk breken om een scherp beeld op je netvlies te maken.

Slide 16 - Diapositive

De bril  
Zie je de dingen om je heen scherp, dan ben je goedziend. Maar veel mensen zien niet alles even scherp. Deze mensen hebben een bril nodig (zie afbeelding 1). 

Slide 17 - Diapositive

Bijziend   
Sommige mensen zijn bijziend. Zij zien de dingen dichtbij goed. Maar hun ooglenzen breken het licht te sterk. Daardoor zien ze een voorwerp in de verte niet scherp. Het beeld van dat voorwerp valt niet precies op het netvlies, maar net ervoor. Dit zie je in afbeelding 2. Het beeld op het netvlies is niet scherp.   
Mensen die bijziend zijn, dragen een bril met negatieve glazen. Negatieve lenzen zijn holle lenzen. De holle lenzen zorgen voor minder sterke lichtbreking. Daardoor komt het beeld weer precies op het netvlies (zie afbeelding 3). Het beeld is dan scherp.

Slide 18 - Diapositive

Verziend  
Sommige mensen zijn verziend. Zij zien dingen ver weg scherp. Voorwerpen dichtbij kunnen ze niet goed zien. De ooglenzen breken het licht te zwak. Als ze lezen, zien ze de letters wazig. Het beeld van de letters valt niet precies op het netvlies, maar net erachter. Dit zie je in afbeelding 4.  
 
Mensen die verziend zijn, dragen een bril met positieve glazen. Het beeld wordt dan naar voren gebracht. De bolle lenzen zorgen voor sterkere lichtbreking. Daardoor komt het beeld weer precies op het netvlies (zie afbeelding 5).

Slide 19 - Diapositive

In plaats van een bril kun je contactlenzen dragen (zie de afbeelding). Er zijn harde en zachte contactlenzen. Welke lenzen het best bij iemand passen, hangt af van de ogen en van wat iemand prettig vindt.  
 

Slide 20 - Diapositive

Lenzen zitten niet vast op het hoornvlies. Ze drijven op het traanvocht op de oogbol. Er moet altijd traanvocht zitten tussen de lens en het hoornvlies. Anders kan het hoornvlies kapotgaan. Mensen met lenzen gebruiken daarom vaak oogdruppels. Daarmee houden ze hun ogen vochtig.  Contactlenzen werken op dezelfde manier als brillenglazen. Maar aan contactlenzen kun je niet zien of de lenzen positief of negatief zijn.  

Slide 21 - Diapositive

Als je leerling bent in het vak metaal, moet je oppassen met contactlenzen. Bij elektrisch lassen ontstaan vonken en komt onzichtbare straling vrij. Daardoor kunnen de lenzen vastplakken aan het hoornvlies. Het hoornvlies gaat dan voor altijd kapot als je de lenzen uit je ogen haalt. Je kunt blind worden.  
 Als je lenzen draagt, ga dan nooit zonder veiligheidsbril kijken bij lassen of bij andere dingen waarbij vonken ontstaan. Moet je zelf lassen, doe dan je lenzen uit en zet je bril op. Draag daar overheen een goede lasbril.

Slide 22 - Diapositive

aan de slag!
Zie studiewijzer wat je kunt gaan doen.



          rood = geluid 0 (iedereen is stil)
          oranje = geluid 0-1 (docent beantwoord vragen)
          groen =geluid 1 (Je mag zachtjes overleggen met buren)
timer
15:00
timer
5:00

Slide 23 - Diapositive

Afsluitiing
QUIZ vragen 

Slide 24 - Diapositive

Als je negatieve brillenglazen hebt, dan ....
A
ben je bijziend
B
ben je blind
C
ben je verziend
D
heb je een leesbril

Slide 25 - Quiz

Als je bijziend bent...
A
zie je slecht dichtbij
B
heb je een leesbril
C
zie je goed dichtbij
D
zie je alleen dingen naast je bril

Slide 26 - Quiz

Vink de 2 juiste onderdelen aan die met een bolle lens hebben te maken
A
positieve lens
B
convergerend
C
negatieve lens
D
divergerend

Slide 27 - Quiz

Lens
Lens
Netvlies
Pupil
Lens

Slide 28 - Question de remorquage

De pupil van het oog kun je vergelijken met een...
A
projectiescherm
B
vergrootglas
C
diafragma

Slide 29 - Quiz

Het beeld van het voorwerp wordt op zijn kop op het netvlies geprojecteerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Als je bijziend bent,
A
Valt het beeld van het voorwerp achter het netvlies
B
Is de lens van het oog niet sterk genoeg
C
Kan het oog slecht accommoderen
D
Valt het beeld van het voorwerp voor het netvlies

Slide 31 - Quiz

Wat voor een bril heb je nodig als je verziend bent?
A
Een leesbril
B
Een bril met een positieve lens
C
Een bril met een negatieve lens

Slide 32 - Quiz

Wat vond je van de les??

Slide 33 - Carte mentale

aan de slag!
maken opdracht 1 t/m 20 van §3.5

Klaar? maken test jezelf online §3.5

          rood = geluid 0 (iedereen is stil)
          oranje = geluid 0-1 (docent beantwoord vragen)
          groen =geluid 1 (Je mag zachtjes overleggen met buren)
timer
15:00
timer
5:00

Slide 34 - Diapositive