DNA Les 7: RNA-processing

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

RNA-processing

Thema 2: DNA

Je hebt al geleerd

Betrokken bij het maken van mRNA zijn:

- transcriptiefactoren die binden op een 'promotor' (TATA-box)

- RNApolymerase die bindt aan transcriptiefactoren

- Eindsignaal ..AATAA..

- Operator (repressor/activator)

... is altijd enkelstrengs.

1. DNA
2. mRNA

Welke base zit niet in RNA?

1. Adenine
2. Guanine
3. Thymine
4. Uracil

Met welke base kan A een paring aangaan?

1. Met T
2. Met G
3. Met C
4. Met T of U

Voor welk aminozuur codeert het codon UGG

1. Cysteine
2. Isoleucine
3. Tryptofaan
4. niet: stop-codon

Een ribosoom koppelt het aminozuur Serine aan een keten. Welk codon hoort hier niet bij?

1. UGC
2. UCC
3. AGU
4. UCA

In een streng van het DNA vind ik de base volgorde CAT. Voor welk aminozuur kan dit coderen?

1. Histidine
2. Tyrosine
3. Asparagine
4. Voor zowel Histidine als Tyrosine

Deze les

Wat gebeurt er nadat er een kopie (RNA) is gemaakt van DNA?

Onderwerpen:

- preRNA

- introns en exons

- RNA-processing

- splicing

RNA-processing

Voordat het pre-mRNA een streng mRNA wordt, zijn een aantal stappen nodig.

- Kop, staart bewerking

- verwijderen van introns, en exons samenvoegen.

RNA-processing

Aan de kop en aan de staart wordt bepaald eiwit toegevoegd. 

Voorkomt toevoegen/ verdwijnen nucleotiden.

RNA-processing

DNA bevat coderende delen (exons) en niet-coderende delen (introns).

Deze introns moeten verwijderd worden om een werkend eiwit te kunnen maken. 

Dit doet de spliceosoom door het proces 'splicing'.        BINAS 71E

Spliceosoom knipt introns uit pre-mRNA

RNA-processing

Waarom introns en exons?

Door verwijderen introns kunnen exons in verschillende volgorde in mRNA teruggeplaatst worden. 

Er kunnen dus meerdere versie van een eiwit gemaakt worden!

BINAS 71H