week 1 les 2

hij verft
A
tt
B
vt
C
vd
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

hij verft
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 1 - Quiz

hij verft
v.t. hij.............

Slide 2 - Question ouverte

hij verft
v.d. hij heeft.............

Slide 3 - Question ouverte

hij verft
A
1e persoon
B
2e
C
3e

Slide 4 - Quiz

wij overhoorden
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 5 - Quiz

wij overhoorden
t.t. wij.........

Slide 6 - Question ouverte

wij overhoorden
v.d. wij hebben.........

Slide 7 - Question ouverte

wij overhoorden
A
1e persoon
B
2e
C
3e

Slide 8 - Quiz

jij zet in
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 9 - Quiz

jij zet in
v.t. jij.............

Slide 10 - Question ouverte

jij zet in
v.d. jij hebt.............

Slide 11 - Question ouverte

jij zet in
A
1e persoon
B
2e
C
3e

Slide 12 - Quiz

huren
t.t. Vader............een zomerhuisje in Zandvoort.

Slide 13 - Question ouverte

verlangen
t.t. De oude man..........naar de komst van zijn kleinkinderen.

Slide 14 - Question ouverte

doen
v.t. .............Jan ook mee aan die vervelende spelletjes?

Slide 15 - Question ouverte

bieden
v.t. Ik...........mijn excuses aan.

Slide 16 - Question ouverte

aanbieden
Ik heb mijn excuses........

Slide 17 - Question ouverte

botsen
Zijn die 2 auto's op elkaar...........?

Slide 18 - Question ouverte

verven
Het.............roeibootje.

Slide 19 - Question ouverte