Les 1 planning + 4.4

Observeren
'Hoe inventariseer ik de wensen en behoeften van een kind?'


1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
ObserverenMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Observeren
'Hoe inventariseer ik de wensen en behoeften van een kind?'


Slide 1 - Diapositive

Inhoud
Vorige keer
Planning deze periode 
Maken eigen planning 
Theorie 4.4 Observatiemethodieken 
Afronding 

Slide 2 - Diapositive

Vorige keer 
Voortgangstoets 
Periode 5: 
  1. Uitleg opdracht 
  2. Theorie herhaling
  3. Oefentoets 

Slide 3 - Diapositive

Hoe zou jij de lessen observeren graag ingevuld zien?

Slide 4 - Carte mentale

Planning deze periode 

Slide 5 - Diapositive

Eigen planning maken

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Methodiek en begeleiden
4.4 Observatiemethodieken

Slide 9 - Diapositive

4.4 Observatiemethodieken
Verschillende observatiemethodes:
  1. Vrije observatie
  2. Gestructureerde observatie
  3. Intervalobservatie
  4. Contextuele observatie
  5. Protocollaire observatie

Slide 10 - Diapositive

4.4 Observatiemethodieken
Vrije observatie:
  • Doel
  • Geen concrete observatievragen
  • Vooronderzoek
  • ‘Continue observatie’
  1. Je legt alles vast wat je ziet (objectief!!)
  • Vaak samen met ‘Participerend observeren’
  • Bijvoorbeeld:
  1. Een kind vertoont ander gedrag dan voorheen maar je hebt geen idee wat er precies aan de hand is.

Slide 11 - Diapositive

4.4 Observatiemethodieken
Gestructureerde observatie
  • Exact doel, duidelijke observatievraag
  • Resultaten in getallen weergegeven
  • Turven
  • Vaak samen met ‘Niet-participerend observeren’
  • Bijvoorbeeld:
  1. Je wilt observeren hoe vaak iets voorkomt.

Slide 12 - Diapositive

4.4 Observatiemethodieken
Intervalobservatie:
  • Observeren op wisselende tijden
  • Observatiedoel en observatievragen
  • Je gebruikt dezelfde middelen en methode
  • Vaststellen of het moment van de dag invloed heeft op je observatiedoel
  • Bijvoorbeeld:
  1. Pien heeft problemen met eten. Het kan zijn dat ze bij het fruithapje meer problemen laat zien dan tijdens de lunch.

Slide 13 - Diapositive

4.4 Observatiemethodieken
Contextuele observatie:
  • De omgeving is het middelpunt (i.p.v. het kind)
  • Complexe vorm van observeren
  • Erg gebeuren vele dingen tegelijkertijd
  • Video-opname kan een hulpmiddel zijn
  • Bijvoorbeeld:
  1. Wanneer je de gezinssituatie in beeld wilt brengen.

Slide 14 - Diapositive

4.4 Observatiemethodieken
Protocollaire observatie
  • Observatieprotocol/ observatieschema
  • In het protocol staat hoe vaak, wat en wanneer er geobserveerd moet worden
  • De observatiepunten staan in het schema
  • Iedereen wordt geobserveerd
  • Er wordt door iedereen naar dezelfde punten gekeken

Slide 15 - Diapositive

Volgende keer

4.5 Factoren die de observatie kunnen beïnvloeden 

Fijn weekend!

Slide 16 - Diapositive