1 herhaling taalkundig/psv en bzv

Wat weet je nog van....???
deurrij
zelfstandig nw./ bijv. nw.
middelste rij
zelfstandig ww./hulpwerkwoord
raamrij
voorzetsels/lidwoorden
Over welke soort grammatica hebben we het hier?
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog van....???
deurrij
zelfstandig nw./ bijv. nw.
middelste rij
zelfstandig ww./hulpwerkwoord
raamrij
voorzetsels/lidwoorden
Over welke soort grammatica hebben we het hier?

Slide 1 - Diapositive

Lidwoorden: de/het (bepaald), een (onbepaald).
Bijv.nw.: vertellen iets over zelfst.nw. Kunnen ervoor of erachter staan. Eindigen op een E. Stoffelijk bn op EN.
Zelfstandig nw.: woorden voor mens, dier, plant, ding en eigen namen. Er kan lidw of bijv.nw. voor.
Voorzetsels: staan voor lidw. en zelfst.nw. Geven tijd,plaats, reden aan.
Zww: belangrijkste ww. in de zin. Er is er maar 1 per zin.
Hww: nodig voor volt. dw./ kunnen er veel in 1 zin staan. Kunnen weggelaten worden.

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel weet je nog?
 Benoem de dikgedrukte woorden 
  • Hij heeft mijn broer altijd gehaat
  • De ovale tafel was klein
  • Het ijzeren hek was kapot
  • Het meisje had veel verdriet vanwege haar zieke moeder. 
  • Daar ligt onze jas, waar is de jouwe

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel weet je nog?
 Benoem de dikgedrukte woorden 
  • Hij heeft=hww mijn broer altijd gehaat=zww
  • De ovale=bn tafel was klein=bn
  • Het ijzeren=bn hek=zn was kapot=bn
  • Het meisje had=zww veel verdriet=zn vanwege=vz haar=bzv zieke moeder. 
  • Daar ligt onze=bzv jas=zn, waar is de jouwe=bzv

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel zn's staan in onderstaande zin:

Tijdens het voetballen raakten veel spelers van Ajax geblesseerd.
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 5 - Quiz

Hoeveel bn's staan in onderstaande zin:

De schoongemaakte, houten vloer was lelijk.
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo



  • Wijst naar iets of iemand
  • Komt in plaats van zelfst. nw.
  • Heeft twee vormen
  • Vorm als onderwerp
  • Vorm als lijdend vw of mw.vw.
  • Persoonlijk vnw. of niet? Vervang het door je eigen naam! 

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Diapositive

  • Geeft bezit aan 
  • Staat meestal meteen voor zelfst. nw.
  • Kan ook zelfstandig voorkomen. 
     Bijv.: de mijne, de jouwe
  • Bezittelijk vnw. of niet?.: 
     vervang het dan door MIJN
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

Is het woordje HAAR in onderstaande zin persoonlijk of bezittelijk vnw.?
Hij had die jas van HAAR laten liggen.

Slide 10 - Question ouverte

Zoek persoonlijke vnw in onderstaande zin:
Ik nam die fiets van hem over.
A
die
B
van
C
hem
D
ik / hem

Slide 11 - Quiz

Me of mijn?
Hij heeft me/mijn moeder gebeld.
A
me
B
mijn

Slide 12 - Quiz