HP Presenteren v22-01-25

Honoursprogramma
Workshop presenteren
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
TechniekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Honoursprogramma
Workshop presenteren

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Check-in: bedenk het slechtste advies wat
je kunt geven voor een presentatie.
timer
1:30

Slide 2 - Question ouverte

5 min - geef de leerlingen 1.5 minuut de tijd en bespreek daarna de opdracht.

Slide 3 - Vidéo

Bekijk de video met de leerlingen
Wat is jouw feedback?

Slide 4 - Carte mentale

3-5 min voor invullen en bespreken
Vraag de leerlingen om in max 2 woorden te omschrijven wat de eerste indruk was. Leerlingen mogen meerdere termen opschrijven.

Ga in op de antwoorden van de leerlingen en bespreek.
INFORMATIE PITCH
Mag presenteren in de taal dat je paper hebt geschreven - let wel op de boodschap en lastige woorden als het in het Engels 

Slide 5 - Diapositive

5 min

Spreektekst:
Zorg dat je je presentatie goed voorbereid. Oefen je presentatie hardop. Zorg dat je een proefpubliek vind die feedback durft te geven of neem jezelf op en kijk het terug. 

Tijdens de presentatie:
Begin met een krachtige opening: zorg dat je het aandacht vast hebt vanaf het eerste moment. 

Sta rechtop: dit zorgt ervoor dat je er vol zelf vertrouwen staat en goed je boodschap over kunt brengen

Gebruik gebaren: versterk je woorden door te bewegen met je handen. Hou eventueel een klikker vast als je nerveus bent. Ga niet pulken aan kleding of haren. 

Beweeg rustig en bewust: Maak af en toe een stapje opzij om een punt te benadrukken maar zorg dat je niet rusteloos heen en weer loopt. 

Let op je stemgebruik: spreek duidelijk, articuleer goed, varieer in intonatie, pas je tempo aan en gebruik pauzes.

Zoek interactie op met het publiek: Zoek oogcontact, begin met een vraag,  laat eventueel iemand kort input geven.

Calm en confident: de lastigste. Probeer rustig adem te halen. Als je adem hoog zit; zorg dat je even weer op adem komt. 
Lach: een glimlach straalt vriendelijkheid en vertrouwen uit. 
En improviseer: er zal altijd wat mis gaan. Blijf kalm en los het rustig op. Het publiek heeft vaak niet door dat er iets mis was. 


Waar moet je op letten?
  • De boodschap - helder, relevant en afgestemd op je publiek
  • De structuur - een logische opbouw zorgt dat je verhaal blijft hangen
  • De ondersteuning - visualisaties, data en slides versterken je punt
  • De uitvoering - jouw houding, toon en interactie maken het verschil

Slide 6 - Diapositive

3 min - bespreek welke elementen belangrijk zijn in een presentatie.

Spreektekst:
Een sterke presentatie is meer dan alleen wat je zegt. De boodschap is het belangrijkste. De structuur, ondersteuning en uitvoering zijn in dienst van de boodschap.

De boodschap: Dit is het fundament van je presentatie. Wat wil je dat je publiek begrijpt of onthoudt? Zorg dat je boodschap helder, relevant en afgestemd is op je publiek.

De structuur: Structuur zorgt ervoor dat je publiek jouw verhaal makkelijk kan volgen. Een goede presentatie heeft een duidelijke inleiding, een kern met logische argumenten, en een krachtig slot.

De ondersteuning: Je kunt je boodschap versterken met hulpmiddelen zoals visualisaties, data en verhalen. Gebruik ze slim en strategisch, zodat ze je kernpunten verduidelijken en ondersteunen.

De uitvoering: Uiteindelijk komt het neer op hoe je je verhaal vertelt. Je houding, stemgebruik, oogcontact en zelfs je timing bepalen of je boodschap echt overkomt. Het gaat erom dat je zelfvertrouwen en enthousiasme uitstraalt.

Deze vier elementen – de boodschap, de structuur, de ondersteuning en de uitvoering – zijn onmisbaar voor een overtuigende presentatie. In deze sessie gaan we inzoomen op elk element.
De boodschap
Presenteerplan
  • Wie is mijn doelgroep?
  • Wat is het doel van mijn presentatie?
  • Wat is mijn boodschap?

Slide 7 - Diapositive

7 min deze slide + komende drie slides

Geef aan dat het belangrijk is om een presenteerplan te maken voor een presentatie. Zo weet je hoe je de presentatie moet insteken. Voor kinderen van 8 zul je een totaal andere presentatie geven dan experts in een bepaald vakgebied.

Vraag wat de doelen van de presentatie kunnen zijn: overtuigen, informeren, activeren, etc

Benoem dat je boodschap centraal moet staan; 


Wat is jouw doelgroep?

Slide 8 - Question ouverte

Vraag wie je doelgroep van je presentatie kan zijn en wat dat betekent voor je presentatie; ga in op hoeveel achtergrond kennis de doelgroep bezit en dat dit bepaald welke context gegeven moet worden.

Wat is het doel van jouw presentatie?

Slide 9 - Question ouverte

Vraag leerlingen om na te denken wat het doel is van hun honourspresentatie die ze straks mogen geven tijdens de diploma uitreiking. Bespreek met de leerlingen.

Honoursonderzoek zou op informeren, inspireren, en activeren zitten afhankelijk van het type onderzoek. 

Wat is jouw boodschap?

Slide 10 - Question ouverte

Laat leerlingen nadenken over de boodschap van hun presentatie. Haal input op en bespreek dit.
De structuur
Waarom:
  • Ruggengraat van je presentatie
  • Publiek begrijpt en onthoudt je onderzoek

Twee structuren:
  1. De Pitch
  2. De Explainer

Hulpmiddelen:
  • IJsbreker: openingszin/vraag/verhaal
  • Uitsmijter: pakkende conclusie of slotzin


Slide 11 - Diapositive

3 min
Structuur is essentieel bij het presenteren van je onderzoek. Het helpt je om je onderzoek logisch en overtuigend over te brengen, zodat je publiek begrijpt wat je hebt onderzocht en waarom het belangrijk is.

Er zijn veel verschillende methodes. Deze geven aan hoe je je verhaal kan opbouwen. Vandaag kijken we naar twee handige structuren: de Pitch-methode en de Explainer-methode.

Daarnaast kunnen je gebruik maken van een ijsbreker of uitsmijter. Dit zorgt voor een vliegende start en een strak einde. Vraag de leerlingen of ze een voorbeeld kunnen bedenken. Bedenk eventueel voorbeelden.
De pitch-methode
Doel: overtuigen van concept/idee.
Obstakel overwinnen:
  1. Situatie: Wat is de context van je onderzoek?
  2. Probleem: Welk probleem heb je geïdentificeerd?
  3. Visie: Wat is je idee of hypothese?
  4. Opties: Welke aanpak heb je gekozen en waarom?
  5. Conclusie: Wat zijn je belangrijkste bevindingen?

Slide 12 - Diapositive

3 min
De Pitch-methode is ideaal als je snel en krachtig de kern van je onderzoek wilt delen. De structuur is net alsof er een obstakel moet worden overwonnen. 

Je volgt deze vijf stappen:

Situatie: Begin met de context. Bijvoorbeeld: 'We merkten dat veel middelbare scholieren vermoeid naar school komen.'

Probleem: Benoem het probleem: 'We vermoeden dat dit samenhangt met het gebruik van sociale media tot laat in de avond.'

Visie: Wat was je hypothese? 'Wij dachten dat minder schermtijd kan leiden tot betere slaap en dus hogere energie.'

Opties: Welke opties waren er en welke methode heb je gebruikt? 'We hadden opties x, y en z, maar we zijn gegaan voor de optie waar we een experiment hebben uitgevoerd waarbij scholieren hun schermtijd beperkte en hun slaapkwaliteit registreerde.'

Conclusie: Sluit af met je bevindingen: 'Scholieren die hun telefoongebruik na 21:00 uur verminderden, sliepen gemiddeld 30 minuten langer en gaven aan zich uitgeruster te voelen.'
De explainer-methode
Doel: informeren + (aan)leren
Opbouwende structuur: 
  1. Huidige situatie: Wat is de nu de situatie en waarom is dit relevant?
  2. Route: Welke route heb je gekozen?
  3. Stappen: Welke stappen heb je gezet?
  4. Kort overzicht: Samenvatting van gezette stappen.
  5. Conclusie: Wat betekenen deze resultaten?

Slide 13 - Diapositive

3 min
De Explainer-methode is perfect als je een gedetailleerde toelichting wilt geven en heeft een opbouwende verhaallijn. 

Je volgt vijf stappen:

Huidige situatie: Schets de context. Bijvoorbeeld: 'Veel scholieren hebben moeite met concentreren tijdens het leren. Wij vroegen ons af: wat kan helpen?'

Route: Welke route heb je gekozen.

Stappen: Welke stappen heb je genomen. Bijvoorbeeld 'We hebben een experiment uitgevoerd waarin we 20 scholieren lieten leren met verschillende soorten muziek: klassiek, pop en geen muziek. Daarna hebben we dit geanalyseerd... '

Kort overzicht: Samenvatting van stappen en je belangrijkste resultaten? 'Scholieren die klassieke muziek luisterden, scoorden 15% beter dan de andere groepen.'

Conclusie: Wat betekenen deze resultaten? 'Langzame, niet-afleidende muziek kan concentratie verbeteren en is een simpele oplossing voor betere studieprestaties.'
Opdracht: De elevator pitch
In onderzoeksgroepjes:
  • Schrijf samen een pitch
  • Leg je onderzoek uit
  • 1 minuut per pitch
  • Iedereen moet individueel kunnen presenteren
  • Doel: leer je verhaal samen te vatten voor iemand die niet in het onderwerp zit
timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

5 min
Laat de leerlingen in groepjes hun pitch schrijven. Benadruk dat iedereen straks individueel moet kunnen pitchen. 
Opdracht: De elevator pitch
Nieuwe groepjes:
  • Drietallen, partners niet bij elkaar
  • Iedereen geeft pitch
  • Iedereen is een keer timekeeper
  • Geef feedback aan pitcher 
  • 1 minuut + 4 min feedback

Geef feedback bij het volgende::
  • De boodschap: helder, relevant en afgestemd op publiek
  • De structuur: logische opbouw (pitch of explainer)
  • De uitvoering: houding, toon en interactie

Slide 15 - Diapositive

15-16 minuten
Iedereen moet de pitch geven en iedereen moet feedback geven. Je krijgt dus 3 rondes van 5 min. Eventueel dat je een 4tal hebt. Hier mogen ze dan 3 min feedback geven = 16 min. 

Geef aan dat ze ook alvast feedback kunnen geven op de uitvoering. In het tweede deel van de sessie gaan we daar verder op in. 
Pauze

Slide 16 - Diapositive

10-15 min afhankelijk van hoe je nu in de tijd zit. Inschatting deel 2 is 45 - 50 min.
De ondersteuning
Goede slides zijn een krachtige ondersteuning voor je presentatie. Ze versterken je verhaal door visueel aantrekkelijke en duidelijke informatie te bieden, zonder de aandacht van de spreker af te leiden. Een goede slide bevat korte, kernachtige teksten die direct de belangrijkste punten benadrukken. Visuals, zoals afbeeldingen, grafieken en diagrammen, worden bewust gekozen om complexe informatie eenvoudig en snel te communiceren. Consistentie in kleuren, lettertypen en layout zorgt voor een professionele uitstraling en rust. Tot slot is focus cruciaal: een goede slide presenteert één hoofdidee per keer, zodat het publiek niet overweldigd raakt en jouw boodschap helder overkomt.
<-- BELANGRIJK!!!
A2=B
timer
1:00

Slide 17 - Diapositive

3 min

Spreektekst:
Goede slides zijn een krachtige ondersteuning voor je presentatie. Ze versterken je verhaal door visueel aantrekkelijke en duidelijke informatie te bieden, zonder de aandacht van de spreker af te leiden. Een goede slide bevat korte, kernachtige teksten die direct de belangrijkste punten benadrukken. Visuals, zoals afbeeldingen, grafieken en diagrammen, worden bewust gekozen om complexe informatie eenvoudig en snel te communiceren. Consistentie in kleuren, lettertypen en layout zorgt voor een professionele uitstraling en rust. Tot slot is focus cruciaal: een goede slide presenteert één hoofdidee per keer, zodat het publiek niet overweldigd raakt en jouw boodschap helder overkomt.

Vraag aan de leerlingen hoeveel ze van wat je zojuist hebt genoemd hebben onthouden. 

Vraag of dit dan een goed of slecht voorbeeld is van ondersteuning.
De ondersteuning
Definitie: Hulpmiddelen die je presentatie versterken en verduidelijken.

Doel: Ondersteuning van spreker, geen vervanging.

Voorbeelden:
  • Grafieken en tabellen (voor cijfers en trends)
  • Afbeeldingen en video's (voor visuele impact)
  • Slides met kernpunten (voor structuur en overzicht)
  • Hand-outs (voor extra verdieping)

Slide 18 - Diapositive

3 min
Ondersteunend materiaal omvat alle hulpmiddelen die je gebruikt om je presentatie te versterken. Denk aan slides met kernpunten, duidelijke grafieken, of een afbeelding die je boodschap visueel ondersteunt.

Het doel van ondersteunend materiaal is niet om jou als spreker te vervangen, maar juist om je verhaal krachtiger en duidelijker te maken. Een goede slide helpt je publiek om informatie sneller te begrijpen en beter te onthouden, terwijl het hen niet afleidt van wat jij vertelt.

Voorbeelden zijn grafieken die trends laten zien, video's die een proces uitleggen, of simpele hand-outs waarmee je meer detail kunt bieden na je presentatie. Het gaat erom dat je materiaal past bij je boodschap én je publiek.
Do's and don'ts
Do's:
  • Kernwoorden of korte zinnen.
  • Visualisaties die je boodschap versterken.
  • Slides simpel en overzichtelijk.
  • Consistente opmaak (kleuren, lettertypes).
  • Eén hoofdidee per slide.
  • Bronvermelding
  • Assen en titels in grafieken
Dont's:
  • Vermijd lange tekstblokken
  • Geen onduidelijke grafieken
  • Vermijd te veel kleur, lettertypes of animaties
  • Geen overbodige afbeeldingen
  • Geen te kleine afbeeldingen
  • Geen overbodige informatie
  • Geen afleiding (geluid, gifs, animaties)

Slide 19 - Diapositive

5 min

Loop door de do's en don'ts heen

Bekijk de slide. Wat vind je van deze slide?
Goede slide
Slechte slide

Slide 20 - Sondage

2 min
Vraag leerlingen wat ze van de slide vinden. Ga de discussie aan en laat de leerlingen kritisch zijn. 

Bekijk de slide. Wat vind je van deze slide?
Goede slide
Slechte slide

Slide 21 - Sondage

2 min
Vraag leerlingen wat ze van de slide vinden. Ga de discussie aan en laat de leerlingen kritisch zijn. 

Bekijk de slide. Wat vind je van deze slide?
Goede slide
Slechte slide

Slide 22 - Sondage

2 min
Vraag leerlingen wat ze van de slide vinden. Ga de discussie aan en laat de leerlingen kritisch zijn. 

Bekijk de slide. Wat vind je van deze slide?
Goede slide
Slechte slide

Slide 23 - Sondage

2 min
Vraag leerlingen wat ze van de slide vinden. Ga de discussie aan en laat de leerlingen kritisch zijn. 
De uitvoering
Definitie: De manier waarop je je boodschap overbrengt.

Belangrijk:
  • Non-verbale communicatie: Houding, gebaren en oogcontact
  • Stemgebruik: Intonatie, volume en tempo
  • Interactie met het publiek: Betrokkenheid en respons.

Doel: Jouw verhaal overtuigend en boeiend presenteren.

Slide 24 - Diapositive

3 min
De uitvoering van een presentatie is hoe jij je boodschap overbrengt. Het gaat niet alleen om wat je zegt, maar ook om hoe je dat zegt. Non-verbale communicatie, zoals je houding en oogcontact, speelt een grote rol. Je stemgebruik – zoals intonatie en tempo – helpt om je verhaal levendig te maken. En door interactie met je publiek te zoeken, houd je ze betrokken. Een goede uitvoering maakt het verschil tussen een gewone presentatie en een presentatie die blijft hangen.
Opdracht: verbeter de presentatie!
PERSOON X gaat een slide presenteren. 

Iedereen:
  • Let goed op de presentatie van PERSOON X
  • Als je iets ziet dat beter kan: steek je hand op
  • Noem enkel 1 verbeterpunt

Slide 25 - Diapositive

Tijd voor opdracht: 10-15 min

Deze opdracht helpt je om presentatievaardigheden te oefenen en te verbeteren.

Persoon X speelt de rol van spreker en geeft een korte presentatie van een slide. Doe alles zo slecht mogelijk.

De rest van de groep let goed op en mag suggesties geven voor verbetering. Denk bijvoorbeeld aan houding, stemgebruik of interactie. Maar let op: één verbeterpunt per keer.

Persoon Y zorgt ervoor dat de meeste leerlingen een buurt krijgen.

Na elk verbeterpunt past persoon X de feedback direct toe en probeert het opnieuw.
Waarom pinguïns niet vliegen
Reden:
  • Evolutie: aangepast aan een leven in het water.
  • Vleugels als krachtige vinnen.

Fun fact: Pinguïns kunnen wel tot 25 km/u zwemmen!

Slide 26 - Diapositive

Spreektekst:
Pinguïns zijn heel bijzonder, want ze vliegen niet zoals andere vogels, maar ze zwemmen als echte topsporters. Waarom? Tijdens hun evolutie zijn ze helemaal aangepast aan een leven in het water. Hun vleugels werken eigenlijk als vinnen, waarmee ze enorm krachtig kunnen zwemmen.

En wist je dat pinguïns onder water snelheden tot wel 25 kilometer per uur kunnen halen? Dat maakt ze niet alleen schattig, maar ook indrukwekkende zwemmers!
Tips voor een sterke uitvoering
Voorbereiding:
  • Oefen je presentatie hardop voor een spiegel
  • Oefen met proefpubliek
  • Neem jezelf op en analyseer

Tijdens de presentatie:
  • Begin met een krachtige opening
  • Sta rechtop
  • Gebruik gebaren 
  • Beweeg rustig en bewust
  • Let op je stemgebruik
  • Zoek interactie op
  • Calm and confident

Slide 27 - Diapositive

5 min

Spreektekst:
Zorg dat je je presentatie goed voorbereid. Oefen je presentatie hardop. Zorg dat je een proefpubliek vind die feedback durft te geven of neem jezelf op en kijk het terug. 

Tijdens de presentatie:
Begin met een krachtige opening: zorg dat je het aandacht vast hebt vanaf het eerste moment. 

Sta rechtop: dit zorgt ervoor dat je er vol zelf vertrouwen staat en goed je boodschap over kunt brengen

Gebruik gebaren: versterk je woorden door te bewegen met je handen. Hou eventueel een klikker vast als je nerveus bent. Ga niet pulken aan kleding of haren. 

Beweeg rustig en bewust: Maak af en toe een stapje opzij om een punt te benadrukken maar zorg dat je niet rusteloos heen en weer loopt. 

Let op je stemgebruik: spreek duidelijk, articuleer goed, varieer in intonatie, pas je tempo aan en gebruik pauzes.

Zoek interactie op met het publiek: Zoek oogcontact, begin met een vraag,  laat eventueel iemand kort input geven.

Calm en confident: de lastigste. Probeer rustig adem te halen. Als je adem hoog zit; zorg dat je even weer op adem komt. 
Lach: een glimlach straalt vriendelijkheid en vertrouwen uit. 
En improviseer: er zal altijd wat mis gaan. Blijf kalm en los het rustig op. Het publiek heeft vaak niet door dat er iets mis was. 


Recap: Waar moet je op letten?
  • De boodschap - helder, relevant en afgestemd op je publiek
  • De structuur - een logische opbouw zorgt dat je verhaal blijft hangen
  • De ondersteuning - visualisaties, data en slides versterken je punt
  • De uitvoering - jouw houding, toon en interactie maken het verschil

Slide 28 - Diapositive

5 min - haal weer even terug wat belangrijk is in een presentatie.

De boodschap: vraag wat er allemaal in een presentatieplan moet. Antwoord: Doel vd presentatie, de boodschap, doelgroep.

De structuur: welke twee types hadden we ook alweer? Antwoord: de pitch en de explainer

De ondersteuning: wat waren een paar tips en tops?

De uitvoering: wat waren hier een paar tips?

Check-out: bedenk het beste advies wat
je kunt geven voor een presentatie.
timer
1:30

Slide 29 - Question ouverte

4 min - geef de leerlingen 1.5 minuut de tijd en bespreek daarna de opdracht.