hst 7 paragraaf 2 en 3 "Het atoommodel en enkelvoudige ionen"

hst 7.2 en 7.3"het atoommodel en enkelvoudige ionen"
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

hst 7.2 en 7.3"het atoommodel en enkelvoudige ionen"

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw van een atoom beschrijven.
  • Je kunt het massagetal herleiden naar de som van de protonen en neutronen van een atoom.
  • Je kunt het aantal protonen of neutronen berekenen aan de hand van het massagetal.
  • Je kunt beschrijven wat een ion is. 
  • Je kunt beschrijven dat een atoom elektronen afstaat of opneemt en daardoor positief of negatief geladen wordt. 
  • Je kunt de notaties en namen benoemen van een aantal enkelvoudige ionen. 
  • Je kunt uitleggen wat een zout is. 

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
Filmpje Miranda Onstenk 
uitleg over hoe een atoom is opgedeeld
Het periodiek systeem
enkelvoudige ionen
positieve en negatieve ionen
oefenen 
naamgeving
aan de slag


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

De bouw van een atoom

"Een atoom bestaat uit verschillende soorten deeltjes, een positief geladen kern, een negatief geladen elektronenwolk"
Elk atoom heeft een atoomnummer.  Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer. 
1911 - Ernest Rutherford 

Slide 5 - Diapositive

Atoommodel

Slide 6 - Diapositive

Nieuw atoommodel

Slide 7 - Diapositive

Het periodiek systeem

- Elke atoomsoort heeft een symbool

één letter - zuurstof: O

twee letters - ijzer: Fe

-Elke stof heeft zijn eigen plek in het periodieksysteem

-Klassikaal periodiek systeem bespreken

-Flitskaartjes maken periodiek systeem

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Periodiek systeem

Slide 11 - Carte mentale

Slide 12 - Vidéo

  • atoomnummer = aantal protonen (= aantal elektronen)

  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

  • aantal neutronen = massagetal - atoomnummer

Slide 13 - Diapositive

Symbool
atoommassa
atoomnummer

Slide 14 - Question de remorquage

Het atoommodel

Slide 15 - Diapositive

atoomnummer en massagetal
  • een atoom heeft evenveel protonen (+) als elektronen (-) als neutronen (0)
  • atoomnummer = aantal protonen
  • massagetal = protonen + neutronen
  • elektronen = atoomnummer - lading

Slide 16 - Diapositive

NH3
C6H12O6
CH4CO2
NaCl
60 u
57 u
85 u
17 u
20 u
58 u
220 u
186 u
174 u
170 u
15 u
10 u

Slide 17 - Question de remorquage

Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Binas 33 en 34 


Slide 18 - Diapositive

Het atoomnummer is het zelfde als...
A
Aantal elektronen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen
D
Aantal neutronen + protronen

Slide 19 - Quiz

Zoek op in Binas (33/ 34),
Het atoomnummer van zuurstof
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 20 - Quiz

Zoek op in Binas (33/ 34),
Het atoomnummer van koolstof
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 21 - Quiz

Wat is het atoomnummer van het atoom lutetium
A
71
B
175
C
3
D
6,9

Slide 22 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 23. Hoeveel neutronen heeft natrium?
timer
0:25
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Vidéo

een plaatje van natriumoxide Na2

Slide 25 - Diapositive

De volgende slides bevatten een paar oefeningen om te oefenen met ionen. Het is de bedoeling dat je het juiste ion noteert, bijvoorbeeld O2-

Slide 26 - Diapositive

Wanneer een atoom één of meer elektronen afstaat, waardoor er minder elektronen zijn dan protonen noemen we dit een

Slide 27 - Question ouverte

Een neutraal atoom. Dit atoom heeft evenveel protonen als elektronen
Dit is een geladen atoom. Ook wel een ion genoemd. 

Slide 28 - Diapositive

Positieve ionen
  • Krijgt het woord 'ion' achter de naam van het atoom 

  • Sommige positieve atomen kunnen voorkomen met verschillende ionladingen. De lading geef je dan aan in Romeinse cijfers. 
Bijvoorbeeld Na+ =natrium-ion
Bijvoorbeeld Fe2+ = ijzer(II)-ion en Fe3+= ijzer(III)-ion

Slide 29 - Diapositive

Een atoom kan ook elektronen opnemen. Hierdoor zijn er meer elektronen dan protonen. De lading is dan negatief en we noemen dit een negatief ion. 

Slide 30 - Diapositive

Negatieve ionen
  • Achter eerste deel van de Nederlandse of Latijnse naam van het atoom, zet je -ide en daarna komt pas het woord 'ion' 


De namen en formules in tabel 1 bladzijde 29 moet je kennen!
Bijvoorbeeld Cl- = Chloride-ion

Slide 31 - Diapositive

Koper (Cu) met 29 protonen en 27 elektronen

Slide 32 - Question ouverte

Aluminium (Al) met 13 protonen en 10 elektronen

Slide 33 - Question ouverte

Jood (I) met 53 protonen en 54 elektronen

Slide 34 - Question ouverte

Zwavel (S) met 16 protonen en 18 elektronen

Slide 35 - Question ouverte

Chloor (Cl) met 17 protonen en 18 elektronen

Slide 36 - Question ouverte

Naamgeving

Slide 37 - Diapositive

Ionaire verbindingen

Chloor en Natrium kunnen met elkaar reageren tot Natriumchloride. 

Je ziet dat Na 1 elektron afstaat aan Cl. Hierna trekken Na en Cl elkaar aan en daardoor ontstaat een verbinding. 

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Verhoudingsformules
Bekijk het volgende filmpje over het opstellen van verhoudingsformules. 

Slide 40 - Diapositive

  • ontleedbare stoffen: ionaire verbindingen/zouten
  • een atoom kan door chemische reacties 1 of meer elektronen verliezen of opnemen (altijd uit de buitenste schil/ring), dan ontstaan er ionen.
  • een positief ion heeft in totaal een + lading en dus elektronen afgestaan.
  • een negatief ion heeft in totaal een - lading en dus elektronen opgenomen.
  • in een ionaire verbinding is de totale lading altijd nul. Dat komt omdat de negatieve ionen worden aangetrokken door de  positieve ionen en ze daardoor elektronen gaan delen. 
  • een ionaire verbinding is daardoor heel erg sterk. Deze stoffen hebben hoge smeltpunten.
  • de lading van de metaalionen geef je in de naam aan met een romeins cijfer. Bijv. IjzerIIoxide, het ijzer ion heeft lading Fe 2+, of IjzerIIIoxide dan heeft het ijzer ion  lading Fe 3+
  • zoek de tabel voor de zouten nu op in binas !
     
 
ontleedbare stoffen: ionaire verbindingen/zouten

  • een atoom kan door chemische reacties 1 of meer elektronen verliezen of opnemen (alleen in de buitenste schil/ring) dan ontstaan er ionen.
  • positief ion heeft in totaal een + lading en dus elektronen afgestaan. 
  • negatief ion heeft in totaal een - lading en dus elektronen opgenomen.
  • in een ionaire verbinding is totale lading altijd nul. De atomen gaan de elektronen  delen. 
  • een ionaire verbinding is daardoor heel erg sterk. Deze stoffen hebben hoge smeltpunten.
  • de lading van de metaalionen geef je in de naam aan met een romeins cijfer. Bijv. IJzer(II)oxide, het ijzer ion heeft lading Fe 2+, of IjzerIIIoxide dan heeft het ijzer ion lading Fe 3+
  • zoek de tabel voor de zouten nu op in binas !
 

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo

Moeilijk?
Bekijk het volgende filmpje. 

Te doen? 

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Vidéo

Is dit lastig? Dan kun je ook de volgende 2 filmpjes bekijken. 

Scheikundelessen.nl is trouwens een aanrader op YouTube. 

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Vidéo

Slide 47 - Vidéo

Wat zijn de verhoudingsformules van Kaliumjodide en Lood(II)nitraat?

Slide 48 - Question ouverte

Leid de verhoudingsformules van elk van het volgende zout af:
natriumsulfaat

Slide 49 - Question ouverte

Leid de verhoudingsformules van elk van het volgende zout af:
koper(III)carbonaat

Slide 50 - Question ouverte

Aan de slag
lezen en maken 7.2 en 7.3

Slide 51 - Diapositive