Past Simple vs Past Continuous 4 mavo

Theme 3: Law & Order (p. 61 WB)
   Past Continuous       vs      Past Simple
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Theme 3: Law & Order (p. 61 WB)
   Past Continuous       vs      Past Simple

Slide 1 - Diapositive

Today's lesson goals 

  1. Know the difference between past simple and past continuous
  2. Recognize when to use past simple or continuous in sentences. 
  3. Use the 2 tenses correctly and appropriately in sentences and during daily conversation.

Textbook : 109  - section 6.2

Slide 2 - Diapositive

Past simple
Verleden tijd.
Zeggen dat iets in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen. 
Tijdsbepaling in de zin zoals yesterday, in 2020. 

Werkwoord in de past simple:
- regelmatig ww > + ed > worked
- onregelmatig ww > 2e rijtje > go verandert in went

Slide 3 - Diapositive

Past simple
I worked at the supermarket yesterday.
I didn't work yesterday.
Did I work yesterday?

She was at the soccer game last Friday.
She wasn't at the soccer game.
Was she at the soccer game.

Slide 4 - Diapositive

Past continuous
-De past continuous is een vorm van de verleden tijd, net als de past simple.
- Je gebruikt deze verleden tijd als je zegt dat iets voor langere tijd in het verleden aan de gang was. Het is nu afgelopen.
- Wat doe je met de wwen?
was/were + (werkwoord + ing)

Slide 5 - Diapositive

Examples past continous
Yesterday I was reading a book.
She was enjoying the party.
We were watching the match on TV.

Je kiest was of were, afhankelijk van het persoonlijk vnw.
Aan het tweede werkwoord voeg je + ing toe. 
was/were   +   ww+ing

Slide 6 - Diapositive

Let goed op!

-Je kiest eerst uit was/were. Welke past bij het persoonlijk vnw?
- Je voegt altijd -ing toe aan het tweede werkwoord.

Er is een spellingsregel:
- eindigt een werkwoord op een -e? Dan haal je die weg en dan voeg je +ing toe.
create > creating.

Slide 7 - Diapositive

Samen in één zin. 
Hoe gebruik je de past simple en past continuous in één zin?
Er staan twee activiteiten in een zin die zich allebei in de verleden tijd afspelen.
Voor de activiteit die zich het langst afspeelt > past continuous.
Voor de korte, plotselinge activiteit > past simple
lange actie = past continuous       korte actie = past simple

Slide 8 - Diapositive




past simple:
als iets in de verleden is gebeurd  en als het belangrijk is wanneer het is gebeurd. 

vaak staan woorden in zinnen zoals:
last night, in 2015, this morning, when I was young, five minutes ago.

Past simple summary:
- voorbij
- duurde kort

Past simple form:
- w.w. + ed
- 2e rijtje



past continuous:
als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden aan de gang was of wat je toen aan het doen was.




past continuous summary:
- was bezig
- duurde tijdje

Past continuous form:
- was/were + w.w. + ing

past simple vs past continuous

Slide 9 - Diapositive

Past simple en past continuous in dezelfde zin.
''I was cooking dinner when my mother called.''

De activiteit die aan de gang was, is de past continuous.
De activiteit die 'erbij komt', is de past simple.

Slide 10 - Diapositive

Past Simple vs. Past Continuous

Sheila and I ............. (talk) to the neighbour when the doorbell rang.
A
talked
B
were talking

Slide 11 - Quiz

Past Simple vs. Past Continuous

I .............. (listen) to loud music when my father came into my room to see what was happening.
A
listened
B
was listening

Slide 12 - Quiz

I _________ (wait) for the bus when it ________ (start) to rain.

Slide 13 - Question ouverte

I _______ (read) the newspaper, when all of a sudden my cat _____ (jump) onto my lap.

Slide 14 - Question ouverte

While we _______ (walk) the dog, the neighbours _____ (wash) their car.

Slide 15 - Question ouverte

15

Slide 16 - Vidéo

00:15
The old man______ (sleep), when he suddenly ____ (wake up).

Slide 17 - Question ouverte

00:27
The old lady ______ (build) a castle when someone ___ (take) a piece of wood.

Slide 18 - Question ouverte

00:37
Their favourite TV show ___ (start) while they _____ (sit) on the sofa.

Slide 19 - Question ouverte

00:46
The nurse ____ (switch) off the TV.

Slide 20 - Question ouverte

01:08
The nurse ____ (play) Candy Crush, when a red light ____ (begin) to flash on the computer.

Slide 21 - Question ouverte

01:40
A man _____ (sweep) the floor while they____ (hide)in a room.

Slide 22 - Question ouverte

01:48
They____ (enter) the room and
the man ____ (not see) them.

Slide 23 - Question ouverte

02:33
The old lady ____ (read) the map when
she __ (have) an idea.

Slide 24 - Question ouverte

02:46
While the man ____ (sweep) the floor,
they ___ (make) plans.

Slide 25 - Question ouverte

03:13
The old man _____ (hang) above the nurse
when she ___ (take) a photo.

Slide 26 - Question ouverte

03:25
The nurse ____ (discover) the man above her and screamed (scream).

Slide 27 - Question ouverte

03:37
They ______ (worry) when suddenly the man ____ (open) the door of the room.

Slide 28 - Question ouverte

04:01
The old lady ____ (catch) the TV remote.

Slide 29 - Question ouverte

04:12
They ___ (be) happy and proud to have the remote.

Slide 30 - Question ouverte

04:24
They ___ (be) ready to watch their programme,
but the remote ___ (not work) ..

Slide 31 - Question ouverte

See you next time!

Slide 32 - Diapositive