wk 47: les 3

Woensdag 18 november - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Begrijpend lezen: een tekst samen bespreken
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woensdag 18 november - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Begrijpend lezen: een tekst samen bespreken
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Vorige les heb je...
...geleerd hoe periode 2 eruit ziet.
...de begrippen van Begrijpend Lezen jaar 1 herhaald.

Slide 2 - Diapositive

Deze les ga je...
...een tekst samen met je docent bespreken (modellen).

Slide 3 - Diapositive

Theorie
De slides 5 t/m 17 bevatten uitleg over de begrippen van jaar 1.

Slide 4 - Diapositive

Herhaling belangrijke begrippen jaar 1
  • Onderwerp, en deelonderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Kernzin
  • Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
  • Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
  • Tekstdoel, tekstsoort
  • Inleiding: vraag stellen, onderwerp aankondigen, aanleiding voor het schrijven noemen, een anekdote vertellen
  • Slot: conclusie, advies, samenvatting
  • Citeren
  • Bronvermelding



Slide 5 - Diapositive

Onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte van een tekst
Onderwerp = waar de hele tekst over gaat.
Het onderwerp noteer je in één of enkele woorden

Deelonderwerp = het onderwerp van één (of soms meerdere) alinea('s). Het deelonderwerp noteer je in één of enkele woorden

Hoofdgedachte = samenvatting van de tekst in één hele zin. Nooit een vraag!





Slide 6 - Diapositive

Alineaopbouw
Alinea = een stuk tekst die bestaat uit een paar zinnen die bij elkaar horen (want ze gaan over hetzelfde deelonderwerp)

Zo kun je een alinea herkennen:
  1. Nieuwe regel
  2. Witregel
  3. Inspringen

Alinea = kernzin + toelichting/voorbeeld/extra uitleg
Kernzin = belangrijkste zin van een alinea



Slide 7 - Diapositive

Tekstopbouw
Uit welke drie delen is een tekst opgebouwd?

  • Inleiding
  • Middenstuk/kern
  • Slot

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld of toelichting
Kernzin =
Belangrijkste zin van de alinea

Rest van de alinea =
voorbeeld
of
toelichting

Slide 10 - Diapositive

Tekstdoel
Tekstsoort
informeren
uiteenzetting
opiniëren
beschouwing
overtuigen
betoog
activeren
bijv. reclametekst, folder, poster
amuseren
bijv. gedicht, strip, jeugdboek

Slide 11 - Diapositive

toelichting, voorbeeld, alinea, deelonderwerp, 

Slide 12 - Diapositive

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaak: Het belangrijkste van de tekst.
Vind je vooral in de kernzinnen.

Bijzaak: Minder belangrijke dingen van de tekst.
Zoals: uitleg, voorbeelden of toelichting.

Slide 13 - Diapositive

Inleiding en slot
4 manieren om een tekst in te leiden:
  • onderwerp aankondigen
  • anekdote (kort, grappig, bijzonder verhaaltje)
  • aanleiding voor het schrijven noemen
  • een of meerdere vragen stellen

3 manieren om een tekst af te sluiten:
  • conclusie
  • samenvatting
  • advies

Slide 14 - Diapositive

Citeren
"Eerste twee...twee woorden." (r. 3-6)

--> Aanhalingstekens, eerste twee woorden, 3 puntjes, laatste twee woorden, aanhalingstekens. Regelnummer (+ eventueel alineanummer tussen haakjes)

Slide 15 - Diapositive

Bronvermelding
Door te kijken naar de bron kun je:
  • de betrouwbaarheid van de bron controleren
  • het tekstdoel voorspellen

Slide 16 - Diapositive

 3 soorten publiek
  • Breed publiek - alle leerlingen van het ATC
  • Het publiek weet nog niets/bijna niets over het onderwerp. 
 
  • Kleiner, gespecialiseerd publiek - brugklasleerlingen van het ATC
  • Het publiek weet al iets over het onderwerp.

  • Een persoon, een kleine groep personen - mentoren van H2c
  • Het publiek weet al wat meer/veel over het onderwerp.

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 47: les 3
Maak de vragen op de volgende slides. Deze vragen komen uit opdracht 4 (blz. 40) van Op Niveau.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen.
Schrijf ook het regelnummer op.
a Dat (regel 8)
b ze (regel 24)

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent 'aan banden leggen' (r. 5-6)?
A
Ervoor zorgen dat iets niet meer gebeurt
B
Met de auto ergens naartoe gaan
C
Ergens mee stoppen
D
Dieren met auto's vervoeren

Slide 21 - Quiz

Wat betekent 'De urgentie is hoog' (regel 19).
A
Iets is onbelangrijk
B
Er moet dringend iets gebeuren
C
Iets is heel belangrijk
D
Het gaat om een hoog gebouw

Slide 22 - Quiz

Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
(Let op: het deelonderwerp noteer je in een of enkele woorden)

Slide 23 - Question ouverte

Bedenk een ander passend tussenkopje boven alinea 2.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
(Let op: het deelonderwerp noteer je in een of enkele woorden)

Slide 25 - Question ouverte

Wat is de functie van de titel?
A
De lezer nieuwsgierig maken
B
Aangeven waar de tekst over gaat

Slide 26 - Quiz

Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
conclusie
B
samenvatting
C
advies
D
er is geen duidelijk slot

Slide 27 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
opiniëren, mening vormen

Slide 28 - Quiz

Wat is de tekstsoort van deze tekst?
A
beschouwing
B
betoog
C
strip
D
uiteenzetting

Slide 29 - Quiz

Aan de slag!
Ga naar LessonUp wk 47: les 3
Maak de vragen op de volgende slides (31 t/m 40).
Deze vragen komen uit opdracht 4 (blz. 40) van Op Niveau.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Lees tekst 7 grondig. Wat is het onderwerp van de tekst?
(Let op: het onderwerp noteer je in een of enkele woorden)

Slide 32 - Question ouverte

Wat is de functie van de titel?
A
De lezer nieuwsgierig maken
B
Aangeven waar de tekst over gaat

Slide 33 - Quiz

Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
A
anekdote
B
aanleiding voor het schrijven noemen
C
een of meerdere vragen stellen
D
het onderwerp aankondigen

Slide 34 - Quiz

Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen.
Schrijf ook het regelnummer op.
a die (regel 1)
b Dat (regel 3)
c Die (regel 15)

Slide 35 - Question ouverte

Schrijf de kernzin van alinea 3 op.

Slide 36 - Question ouverte

Schrijf het deelonderwerp van alinea 3 op.

Slide 37 - Question ouverte

Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
conclusie
B
samenvatting
C
advies

Slide 38 - Quiz

Schrijf de hoofdgedachte van deze tekst op.

(Let op: de hoofdgedachte noteer je in een hele zin en is nooit een vraag)

Slide 39 - Question ouverte

Voor welk soort publiek is deze tekst interessant?
A
breed publiek
B
kleiner, gespecialiseerd publiek
C
een persoon/kleine groep personen

Slide 40 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik heb alle begrippen van jaar 1 herhaald.
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik kan uitleggen wat de begrippen uit jaar 1 betekenen.
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

Lesdoel behaald? Wat vind je nog moeilijk aan de lessen van vandaag?

Slide 43 - Question ouverte

Einde van deze les

Slide 44 - Diapositive