Les 2 verwijswoorden
1 / 32
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg.
Het verwijst naar:
Het verwijst naar:
____
A
mijn vakantie
B
was vervelend
C
kiespijn
D
dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg
Slide 4 - Quiz
Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.
Haar verwijst naar:
Haar verwijst naar:
_____
A
Die generatie
B
wensen
C
rekening houden
D
met haar wensen rekening houden
Slide 5 - Quiz
Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
Zijn verwijst naar:
Zijn verwijst naar:
_____
A
Het eerste elftal
B
derde overwinning
C
op een rij
D
derde overwinning op een rij.
Slide 6 - Quiz
De toneelvereniging zal haar voorstelling dit jaar in de Nobelaer geven.
Haar verwijst naar:
Haar verwijst naar:
_____
A
De toneelvereniging
B
voorstelling
C
dit jaar
D
in de Nobelaer.
Slide 7 - Quiz
Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken en dat valt niet mee.
Dat verwijst naar:
Dat verwijst naar:
_____
A
verstandskiezen laten trekken
B
mijn verstandskiezen laten trekken
C
Ik
D
Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken
Slide 8 - Quiz
Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn: daar kun je kanker van krijgen.
Daar ... van verwijst naar:
Daar ... van verwijst naar:
___________
A
Roken
B
schadelijk
C
voor je gezondheid
D
Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Vul een passend verwijswoord in:
Suus bezocht haar opa en gaf ___ een tijdschrift.
Suus bezocht haar opa en gaf ___ een tijdschrift.
Slide 15 - Question ouverte
Vul een passend verwijswoord in:
Deze mensen moeten aan de kant, want ____ staan in de weg.
Deze mensen moeten aan de kant, want ____ staan in de weg.
Slide 16 - Question ouverte
Vul een passend verwijswoord in:
Het meisje ___ op de cover van de Yes staat, is de zus van mijn vriendin.
Het meisje ___ op de cover van de Yes staat, is de zus van mijn vriendin.
Slide 17 - Question ouverte
Vul een passend verwijswoord in:
De ouders gaven ___ mening over de lessen van de docent.
De ouders gaven ___ mening over de lessen van de docent.
Slide 18 - Question ouverte
Vul een passend verwijswoord in:
Waar is mijn mobieltje? Ik ben ___ al dagen kwijt.
Waar is mijn mobieltje? Ik ben ___ al dagen kwijt.
Slide 19 - Question ouverte
Vul een passend verwijswoord in:
In de studiewijzer staat de stof ___ jullie moeten leren voor het volgende proefwerk.
In de studiewijzer staat de stof ___ jullie moeten leren voor het volgende proefwerk.
Slide 20 - Question ouverte
Vul een passend verwijswoord in:
Jasper stelde zich voor aan de directrice en gaf ___ een hand.
Jasper stelde zich voor aan de directrice en gaf ___ een hand.
Slide 21 - Question ouverte
Het grote lokaal is bezet, maar ____ is leeg.
A
deze
B
dit
Slide 22 - Quiz
Een meisje____ bij mij in de klas zit is verliefd op Luc.
A
die
B
dat
Slide 23 - Quiz
Als Rik boos is, dan schreeuwt hij de longen uit ____ lijf.
A
zijn
B
haar
Slide 24 - Quiz
Jimmy's scooter, ____ gestolen was, werd teruggevonden door de politie.
A
die
B
dat
Slide 25 - Quiz
___, die volgend jaar vmbo-examen doet, wil laborante worden.
A
Zijn zus
B
Zij zusje
Slide 26 - Quiz
Heb jij ___ dat je moet maken al af?
A
de opdracht
B
het werkstuk
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Schrijf op hoe je verwijswoorden juist moet gebruiken.
Slide 30 - Question ouverte
Schrijf drie dingen
op die je deze les
hebt geleerd.
op die je deze les
hebt geleerd.
Slide 31 - Question ouverte
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.
hebt begrepen.
