Herhalen H11

H11: Erfelijkheid herhaling
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H11: Erfelijkheid herhaling

Slide 1 - Diapositive


Wat is de beste omschrijving van chromosomen?
A
erfelijke eigenschappen
B
genen
C
opgerold DNA
D
opgerolde sliertjes in de celkern

Slide 2 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Zet vervolgens van groot naar klein
1
2
3
4
Cel
Chromosoom
Gen
DNA

Slide 3 - Question de remorquage


Met het genotype gg heb je 2 recessieve allelen
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz


Met het genotype AA ben je heterozygoot
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz


Wanneer je het genotype BB hebt, krijg je het dominante fenotype
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz


Wanneer een dier een recessief fenotype heeft, weet je wat zijn genotype is
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz


Thijn heeft bij de supermarkt zaden van een moestuinplantje gekregen. Hij besluit de zaden in de potjes met grond te doen en geeft ze regelmatig water. De zaadjes ontkiemen en het plantje gaat groeien. Wat kun je zeggen over het genotype en fenotype na ontkieming?
A
genotype: verandert fenotype: verandert
B
genotype: verandert fenotype: blijft het zelfde
C
genotype: blijft het zelfde fenotype: verandert
D
genotype: blijft het zelfde fenotype: blijft het zelfde

Slide 8 - Quiz


Een gen is een deel van een chromosoom met de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz



Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.
Welk allel is dominant?

A
Allel voor losse oorlellen
B
Allel voor vaste oorlellen
C
Geen van beiden
D
Niet te zeggen

Slide 10 - Quiz


Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Maak een kruisingsschema op een kladblaadje
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 11 - Quiz

Vul het schema verder in, kies de woorden uit het blok hiernaast.
Er blijven woorden over
Bruin is dominant
en de bruine cavia is heterozygoot!
bruin
wit
Aa (50%), aa (50%)
100% bruin
Aa
AA
AA, Aa, aa
aa
50% bruin
Aa (100%)

Slide 12 - Question de remorquage



Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.
Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 13 - Quiz


Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
A
B
C
D

Slide 14 - Quiz


Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor stijl
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor stijl
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?
A
krullend haar
B
stijl haar
C
aa
D
Aa

Slide 15 - Quiz



De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening
die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hiernaast is
van twee verschillende personen een chromosomenpaar
afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel
of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 16 - Quiz



Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Is de aandoening van Lenthe een recessieve of een dominante aandoening
Of kun je dat met behulp van deze stamboom niet bepalen?

A
recessieve aandoening
B
dominante aandoening
C
Is niet te bepalen

Slide 17 - Quiz


Een pas getrouwd stel is in verwachting van een kind. De man heeft een zeldzame stofwisselingsziekte en kan koolhydraten niet goed verteren. Deze ziekte is recessief. Zijn vrouw is toevallig ook drager van deze ziekte. Wat is de kans dat hun kind de ziekte ook krijgt? 
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 18 - Quiz


A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 19 - Quiz

Nu H11 oefenen 
  • Maak de examentraining of test jezelf online via magister 
  • Bezig met oefenen op biologiepagina.nl

Maak een keuze en ga hier zelfstandig de rest van de les mee aan de slag.

Slide 20 - Diapositive