3 TL 20-5-2020

• Mentorles
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Woensdag 20 mei

• Nederlands
• biologie
• Duits
• economie
• Engels

Toetsen groep 1

Maandag 8 juni: pw economie H7 en pw Nederlands H5

Woensdag 10 juni: pw maatschappijleer H6 en pw Engels H5

Toetsen groep 2

Donderdag 4 juni: pw economie H7 en pw Nederlands H5

Dinsdag 9 juni: pw maatschappijleer H6 en pw Engels H5

Nederlands

Voorbereiden op de toets voor 4 of 8 juni.

Verder met de opdracht van gister + nieuwe opdracht.

De opdracht van gister lever je voor vrijdag in de nieuwe opdracht maandag.

Biologie

Examenoefening 

Duits

Oefeningen 

Geef antwoord op de vragen in het Duits, gebruik de woorden tussen haakjes.
1.Was kann ich für Sie tun? (tafel – twee personen)
2.Und was möchten Sie trinken? (mineraalwater – blikje fris)

Geef antwoord op de vragen in het Duits, gebruik de woorden tussen haakjes.
1.Was kann ich für Sie tun? ( wij – nehmen – twee Cola)
2.Was kann ich für Sie tun? (proberen – hamburger met kaas)

Zum Frühstück

1. Bij het fruitstuk
2. Bij het ontbijt

Ich hätte gern

1. ik had graag
2. ik mag graag

´s avonds gegeten

1. zu Abend gegessen
2. habe Abend gegessen

uitgenodigd

1. einladen
2. eingeladen

genoeg gegeten

1. satt gewesen
2. essen gegangen

Economie

Toegevoegde waarde

Elke schakel in de bedrijfskolom voegt waarde toe aan een product. 

Bedrijfskolom

Een voorbeeld:

de bedrijfskolom van brood.

Bij elke stap wordt het product dus duurder!!

De consument hoort NIET bij de kolom.

Deze voegt NIETS toe!!

Toegevoegde waarde

Toegevoegde waarde

a Welk bedrijf produceert een grondstof voor kaas?

b Welke rol speelt de zuivelfabriek bij de productie van kaas? 

c De kaashandel werkt met grote hoeveelheden kaas. Welke rol speelt het handelsbedrijf bij de 

productie van kaas?

In welke volgorde zijn deze bedrijven betrokken
bij de productie van kaas?

1. 1-2-3-4
2. 2-3-1-4
3. 4-3-2-1
4. 3-2-1-4

De prijs van de kaas neemt bij elk opvolgend bedrijf toe. Leg uit hoe dat komt.

Productiefactoren, ken je ze nog??

1. Natuur, water, aarde
2. Kapitaal, geld en mensen
3. Kapitaal, arbeid, natuur, ondernemerschap
4. Arbeid, loon, machines

Hoe produceert een timmerman?

1. arbeidsintensief
2. kapitaalintensief

Het schilderen van een huis is ...

1. kapitaalintensief.
2. arbeidsintensief.

Een bedrijf met veel machines is ...

1. arbeidsintensief.
2. kapitaalintensief.

Engels

Present Simple

Present Continuous