Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 2 Winst is winst
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Omzet en winst
Vaste en variabele kosten
Het aanbod van goederen
Slide 2 - Diapositive
Afzet & Omzet
Afzet: Het aantal stuks dat een bedrijf verkoopt, noem je afzet(q)
Omzet: De omzet van een bedrijf is de afzet vermenigvuldigd met de prijs (p)
Slide 3 - Diapositive
Totale opbrengst of Verkoopwaarde
De omzet is de hoeveelheid geld die ontvangen wordt met de verkoop van de goederen of diensten.
De omzet wordt ook totale opbrengst (TO) of verkoopwaarde genoemd
Formule: TO = p x q
Slide 4 - Diapositive
Totale kosten (TK)
TK = totale kosten. De totale kosten bestaan uit vaste kosten en variabele kosten.
Variabele kosten zijn afhankelijk van hoeveel je maakt. Hoe meer, hoe hoger de kosten.
Vaste kosten zijn niet afhankelijk van de productie.
Totale kosten (TK) kun je in een formule weergeven
Bijvoorbeeld: TK = 2Q + 100 (Q= aantal stuks)
Slide 5 - Diapositive
Totale Winst
Van de omzet (TO) moeten de totale kosten (TK) betaald worden.
Het restant van de opbrengst is de totale winst (TW)
Slide 6 - Diapositive
Omzet en winst
TO – TK = TW
Bijvoorbeeld: de totale kosten van Tess en Daan zijn € 25.000.
P= €75
Q= 1000 st.
De totale winst is dan € 75.000 – € 25.000 = € 50.000.
Slide 7 - Diapositive
Kostprijs
De totale kosten per product noem je de kostprijs van het product. De kostprijs is afhankelijk van de hoeveelheid producten. De kostprijs per product bereken je door de totale kosten te delen door de productie.