Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 7.3
Hoe komt de overheid aan geld?
Slide 1 - Diapositive
Leg in je eigen woorden het solidariteitsbeginsel uit
Slide 2 - Question ouverte
Sociale verzekeringen betaald met
A
Sociale premies
B
Belastinggeld
C
Sociale premies en belastinggeld
Slide 3 - Quiz
De sociale zekerheid
Slide 4 - Diapositive
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een AOW-premie en een AOW uitkering. (Gebruik de woorden actieven en niet actieven)
Slide 5 - Question ouverte
Overheidsinkomsten
BTW en Accijns
Inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
Sociale premies
Winst overheidsbedrijven
Boetes
Slide 6 - Diapositive
Maken
Vraag 2 t/m 5 (paragraaf 7.3)
Slide 7 - Diapositive
Vrijdag 3 juni
Herhaling lesstof Draagkrachtbeginsel en profijtbeginsel
Slide 8 - Diapositive
Welke overheidslaag is verantwoordelijk voor het onderhoud van de N201 langs Hoofddorp?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Waterschappen
D
Rijksoverheid
Slide 9 - Quiz
Leg het verschil uit tussen AOW en pensioen
Slide 10 - Question ouverte
Dit jaar is het minimumloon voor iemand van 15 €2,99. Vorig jaar was dat €2,95. Bereken met hoeveel procent het loon is gestegen. Rond je antwoord af op 1 decimaal.
Slide 11 - Question ouverte
Nederland geeft in totaal €85,8 miljard euro uit aan de sociale zekerheid. De totale uitgaven zijn €302,1 miljard. Bereken hoeveel procent Nederland van de totale uitgaven, uitgeeft aan sociale zekerheid. Rond af op 1 decimaal.