Der die das uitleg + vragen

De lidwoorden; der, die, das
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

De lidwoorden; der, die, das

Slide 1 - Diapositive

Wat is der, die, das?

Slide 2 - Question ouverte

Der, die, das
Der, die, das zijn de lidwoorden in het Duits.
In het Nederlands zijn het de woorden de en het.
Wanneer gebruik je welk lidwoord?

Slide 3 - Diapositive

Der
Die
Das
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig

Slide 4 - Question de remorquage

Der, die, das
Der = mannelijk
Die = vrouwelijk
Das = onzijdig 
Die = meervoud

Slide 5 - Diapositive

Der
Mannelijke zelfstandige naamwoorden:
mannelijke personen en dieren 
bijvoorbeeld: der Vater, der Stier

Slide 6 - Diapositive

Die
Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden:
vrouwelijke personen en dieren 
 bijvoorbeeld: die Tante, die Kuh
de meeste woorden die eindigen op een -e
bijvoorbeeld: die Tasche, die Schule

Slide 7 - Diapositive

Das
Onzijdige zelfstandige naamwoorden:
de meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands 'het' is
bijvoorbeeld: das Haus, das Hotel
verkleinwoorden
bijvoorbeeld: das Mädchen

Slide 8 - Diapositive

Let op!
'Het' woorden zijn vaak das. (Het meisje, het huis)
Woorden die eindigen op een -e zijn vaak die. (Die Schule)

Slide 9 - Diapositive

Mann (man)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 10 - Quiz

Frau (vrouw)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 11 - Quiz

Haus (huis)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 12 - Quiz

Mädchen (meisje)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 13 - Quiz

Mann (man)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 14 - Quiz

Kuh (koe)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 15 - Quiz

Kinder (kinderen)
A
Der
B
Die
C
Das

Slide 16 - Quiz

Lehrerin (docente)

Slide 17 - Question ouverte

Stier (stier)

Slide 18 - Question ouverte

Weihnachtsmann (kerstman)

Slide 19 - Question ouverte

Hotel (hotel)

Slide 20 - Question ouverte

Tante (tante)

Slide 21 - Question ouverte

Jahr (jaar)

Slide 22 - Question ouverte

Verwandten (familieleden)

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive