4/3/2024 - Individueel oefenen

Zinsontleding
- Zinsdelen
- Bedrijvende en Lijdende zinnen
- Naamwoordelijk en Werkwoordelijk gezegde
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Zinsontleding
- Zinsdelen
- Bedrijvende en Lijdende zinnen
- Naamwoordelijk en Werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Diapositive

Verdeel de zin in zinsdelen:
De bergen dragen dichte bossen.

Slide 2 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen:
Enkele eilandgroepen in de Grote Oceaan behoren tot Japan

Slide 3 - Question ouverte

Bedrijvend of Lijdend?
De jongen werd geslagen door zijn buurmeisje.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 4 - Quiz

Geef het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde aan:
De commissaris is 92 jaar oud.

Slide 5 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Sinds enige jaren kennen wij de zomertijd.

Slide 6 - Question ouverte

Benoem van deze zin de persoonsvorm, onderwerp , het wwg of nwg, en het lijdend voorwerp:
De paardenhandelaar heeft veel paarden verkocht.

Slide 7 - Question ouverte

Bedrijvend of lijdend?
Je zult haar nauwelijks herkennen als ze terugkomt.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 8 - Quiz

Benoem de persoonsvorm, het onderwerp het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en het wwg of nwg:
Hij gaf een verkeerd antwoord aan de docent.

Slide 9 - Question ouverte

Verander van bedrijvend naar lijdend:
Hij gaf een verkeerd antwoord.

Slide 10 - Question ouverte

Benoem het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde:
Hij blijft op zijn kamer zitten.

Slide 11 - Question ouverte

Bedrijvend of lijdend?
De Koning gaf de Minister-President geen toestemming.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 12 - Quiz

Verander van lijdend naar bedrijvend:
Twee fouten werden door de leraar over het hoofd gezien.

Slide 13 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Hij hield het voor gezien.

Slide 14 - Question ouverte

Benoem de persoonsvorm, het onderwerp het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en het wwg of nwg:
De zon schijnt.

Slide 15 - Question ouverte

Benoem de persoonsvorm, het onderwerp het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en het wwg of nwg:
Hij heeft een rare tekening gemaakt.

Slide 16 - Question ouverte

Bedrijvend of lijdend?
De leerling gaf de docent het antwoordblad.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 17 - Quiz

Benoem het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde:
Haar eerste roman 'Vrouw' mag gezien worden.

Slide 18 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Anna Blaman wist moderne levensproblemen openhartig te behandelen

Slide 19 - Question ouverte

Verdeel in zinsdelen:
Het duurde lang voordat het begon te onweren.

Slide 20 - Question ouverte

Benoem de persoonsvorm, het onderwerp het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en het wwg of nwg:
Dat antwoord schijnt fout.

Slide 21 - Question ouverte

Dit was de laatste vraag!
Heb jij nog vragen?

Slide 22 - Diapositive