Theorieën die het gedrag van staten verklaren

Theorieën die het gedrag van staten verklaren

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kun je de belangrijkste theorieën noemen die het gedrag van staten verklaren.

Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen hebben geleerd.

Wat weet je al over de theorieën die het gedrag van staten verklaren?

Realisme

Realistische theorieën benadrukken het belang van macht en veiligheid in internationale betrekkingen.

Leg de realistische theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de realistische theorie in actie.

Liberalisme

Liberalistische theorieën benadrukken de rol van internationale instellingen en samenwerking in internationale betrekkingen.

Leg de liberalistische theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de liberalistische theorie in actie.

Constructivisme

Constructivistische theorieën benadrukken de rol van ideeën en normen in internationale betrekkingen.

Leg de constructivistische theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de constructivistische theorie in actie.

Marxisme

Marxistische theorieën benadrukken de rol van economische factoren en klassenstrijd in internationale betrekkingen.

Leg de marxistische theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de marxistische theorie in actie.

Feminisme

Feministische theorieën benadrukken de rol van gender en de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in internationale betrekkingen.

Leg de feministische theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de feministische theorie in actie.

Postkolonialisme

Postkoloniale theorieën benadrukken de rol van kolonialisme en de erfenis van kolonialisme in internationale betrekkingen.

Leg de postkoloniale theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de postkoloniale theorie in actie.

Kritische theorie

Kritische theorieën benadrukken de rol van macht, dominantie en ideologie in internationale betrekkingen.

Leg de kritische theorie uit en vraag studenten naar voorbeelden van de kritische theorie in actie.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.