examentraining H5

examentraining H5
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Other languagesSecondary Education

Cette leçon contient 33 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

examentraining H5

Slide 1 - Diapositive

scenario's
Deze zijn nieuw en de verhaaltjes moet je zien als: stel je voor...

Lees het hele stukje goed door!

Slide 2 - Diapositive

formuleren:
Tip: herhaal de vraag in je antwoord. Dit telt niet mee voor het aantal woorden.


Slide 3 - Diapositive

vraag ...
Wat is de belangrijkste boodschap die de schrijver wil overbrengen?

Dat men afval beter moet scheiden.

Slide 4 - Diapositive

vraag ...
Wat is de belangrijkste boodschap die de schrijver wil overbrengen?

Dat men afval beter moet scheiden.
Men moet afval beter scheiden.
De belangrijkste boodschap die de schrijver wil overbrengen is dat men afval beter moet scheiden.

Slide 5 - Diapositive

citeren examen
Citeren betekent: iets letterlijk overnemen. Als je een lang stuk tekst moet citeren, mag je de eerste twee woorden en de laatste twee woorden plus de regelnummers noteren. Zet citaten altijd tussen aanhalingstekens.

"Citeren betekent...tussen aanhalingstekens." (regels 1-4)

Slide 6 - Diapositive

examen 2019
Dit is een examen waar nog niet met scenario's gewerkt wordt. 

Als er geen scenario staat, dan lees je de bijbehorende tekst eerst helemaal. 
Als er wel een scenario staat, dan lees je deze eerst door. 

Slide 7 - Diapositive

scenariovraag

Slide 8 - Diapositive

examen 2019
Dit is een examen waar nog niet met scenario's gewerkt wordt. 

Als er geen scenario staat, dan lees je de bijbehorende tekst eerst helemaal. 
Als er wel een scenario staat, dan lees je deze eerst door. 

Slide 9 - Diapositive

1. Het fenomeen
Vraag 1. Daarmee wordt bedoeld dat we niets willen missen.
Daar wordt het fenomeen fomo mee bedoeld. Fomo betekent: rear of missing out.

Je antwoord moet wel bij de tekst passen. Dus niet een synoniem opschrijven van het woord fenomeen. 

Slide 10 - Diapositive

delen van de tekst
vraag 2. Deel 2 begint bij alinea 3.

vraag 3. Deel 3 begint bij alinea 7.

Slide 11 - Diapositive

meerkeuze
“In het JWT-onderzoek gaf bijna twee derde van de ondervraagden aan
op Facebook en Twitter aan imagebuilding te doen.” (regels 102-105)
Vraag 4 Waartoe leidt volgens Sherry Turkle deze imagebuilding uiteindelijk?

A competitiedrang en na-ijver
B een identiteit die niet helemaal echt is
C jaloers zijn op andermans leven
D vervreemding van onszelf 

Tip: Lees de hele alinea door! Het antwoord staat in dit geval helemaal achteraan. De antwoorden die er tussen staan lijken ook op delen van de tekst, maar zijn niet goed.

Slide 12 - Diapositive

meerkeuze
“In het JWT-onderzoek gaf bijna twee derde van de ondervraagden aan
op Facebook en Twitter aan imagebuilding te doen.” (regels 102-105)
Vraag 4 Waartoe leidt volgens Sherry Turkle deze imagebuilding uiteindelijk?

A competitiedrang en na-ijver
B een identiteit die niet helemaal echt is
C jaloers zijn op andermans leven
D vervreemding van onszelf 

Slide 13 - Diapositive

vraag 5
Je moet je antwoord halen uit de alinea's 4 en 5. Lees deze eventueel nog een keer helemaal door. 

We zijn soms jaloers op onze eigen online identiteit omdat dit beeld laat zien hoe we eigenlijk zouden willen zijn.

We zijn soms jaloers op onze eigen online identiteit omdat dit beeld een opgepoetste versie van onszelf laat zien.


Slide 14 - Diapositive

Vraag 6 Beeldspraak
De kale kerstboom staat symbool voor hoe we eigenlijk zijn, zonder versieringen.

Slide 15 - Diapositive

Vraag 7
We ontlenen volgens Brouwer waarde aan ons profiel op sociale
netwerken: “Die waarde is echter van korte duur.” (regels 162-163), zegt
hij.

7 Hoe komt het volgens Brouwer dat die waarde van korte duur is?
A Er zijn te veel nieuwe evenementen.
B Onze consumptiesnelheid is hoog.
C Onze identiteit is lastig te versieren.
D Sociale media zijn erg vluchtig. 

Lees nog eens goed wat Brouwer schrijft.

Slide 16 - Diapositive

Vraag 7
We ontlenen volgens Brouwer waarde aan ons profiel op sociale
netwerken: “Die waarde is echter van korte duur.” (regels 162-163), zegt
hij.

7 Hoe komt het volgens Brouwer dat die waarde van korte duur is?
A Er zijn te veel nieuwe evenementen.
B Onze consumptiesnelheid is hoog.
C Onze identiteit is lastig te versieren.
D Sociale media zijn erg vluchtig. 

Lees nog eens goed wat Brouwer schrijft.

Slide 17 - Diapositive

Vraag 8
Een positief gevolg van de voortdurende behoefte aan nieuwe versieringen is dat er steeds meer geconsumeerd wordt. De economie profiteert hier van.

Een negatief gevolg is dat de mensen die hier niet aan meedoen sociale outcasts worden

Slide 18 - Diapositive

Vraag 9
Wat is volgens de tekst de belangrijkste oorzaak voor dit verschijnsel?
A Concentratieproblemen leiden ertoe dat mensen niet goed meer lezen.
B Doordat er zoveel nieuws op ons afkomt, nemen we het oppervlakkig
tot ons.
C Mensen hechten tegenwoordig minder waarde aan nieuws en
meningen.
D We komen tijd en energie tekort om informatie op juistheid te kunnen
schatten. 

Slide 19 - Diapositive

Vraag 9
Wat is volgens de tekst de belangrijkste oorzaak voor dit verschijnsel?
A Concentratieproblemen leiden ertoe dat mensen niet goed meer lezen.
B Doordat er zoveel nieuws op ons afkomt, nemen we het oppervlakkig
tot ons.
C Mensen hechten tegenwoordig minder waarde aan nieuws en
meningen.
D We komen tijd en energie tekort om informatie op juistheid te kunnen
schatten. 

Slide 20 - Diapositive

Vraag 10

Slide 21 - Diapositive

Vraag 10

Slide 22 - Diapositive

vraag 11
Welke auteur laat al doorschemeren dat die zelf opgelegde beperking moeilijk te handhaven zal zijn? 

Slide 23 - Diapositive

vraag 11
Welke auteur laat al doorschemeren dat die zelf opgelegde beperking moeilijk te handhaven zal zijn? 

Ondersteun je antwoord door een zin te citeren uit tekstfragment 1 of de
laatste alinea van tekst 1 waaruit dit blijkt. 

Slide 24 - Diapositive

vraag 11
Welke auteur laat al doorschemeren dat die zelf opgelegde beperking moeilijk te handhaven zal zijn? Ondersteun je antwoord door een zin te citeren uit tekstfragment 1 of de
laatste alinea van tekst 1 waaruit dit blijkt. 
 
De kern van een goed antwoord is:
• de auteur van tekstfragment 1 / Pauline Bijster 1
• “Mijn goede voornemen om minder te facebooken gaat morgen
opnieuw van start.” (alinea 2) / “Als het wat is, zal ik het u laten
weten.” (alinea 2) 1
Beoordeel de spelling

Slide 25 - Diapositive

vraag 12
Wat is de hoofdgedachte van tekst 1?
A De door smartphones en sociale media toegenomen negatieve
gevolgen van fomo kunnen worden beperkt als mensen leren omgaan
met de enorme hoeveelheid informatie die tegenwoordig op ze afkomt.
B Druk bezig waren mensen altijd al, maar door de opkomst van
smartphones en sociale media lijden vooral jongeren die erbij willen
horen aan fomo.
C Fomo door sociale mediagebruik is een verslaving, maar mensen
kunnen niet zonder sociale netwerken en moeten dus leren met de
diverse digitale prikkels om te gaan.
D Mensen zijn kuddedieren, willen erbij horen, zijn van nature
nieuwsgierig en steken elkaar aan met hun reacties, waardoor ze het
risico lopen op fomo. 

Slide 26 - Diapositive

vraag 13
Alinea 2 bevat een constatering, gevolgd door een uitwerking.
 Van welk type uitwerking is sprake in alinea 2?
Er is sprake van een uitwerking op basis van

A een vergelijking.
B kenmerken of eigenschappen.
C oorzaak en gevolg.
D voorbeelden. 

Slide 27 - Diapositive

vraag 13
Alinea 2 bevat een constatering, gevolgd door een uitwerking.
 Van welk type uitwerking is sprake in alinea 2?
Er is sprake van een uitwerking op basis van

A een vergelijking.
B kenmerken of eigenschappen.
C oorzaak en gevolg.
D voorbeelden. 

Slide 28 - Diapositive

vraag 14
In alinea 3 wordt gebruik gemaakt van het argumentatieschema op basis
van autoriteit.
Leg uit waar dit uit blijkt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 15 woorden. 

Slide 29 - Diapositive

vraag 14
In alinea 3 wordt gebruik gemaakt van het argumentatieschema op basis
van autoriteit.
Leg uit waar dit uit blijkt.

De kern van een goed antwoord is:
Er worden (ter onderbouwing) gegevens genoemd van het CBS en Datlinq
(of een van deze twee organisaties).
Maximumlengte van het antwoord: 15 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 30 - Diapositive

vraag 15
“Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de
weergave van uitgaan in populaire cultuur.” (regels 45-47)
Een kritisch lezer kan een van de volgende drogredenen vinden in de
redenering in deze alinea: cirkelredenering, overhaaste generalisatie,
persoonlijke aanval, vals dilemma of vertekenen van een standpunt.
2p 15 Noem de drogreden en leg uit wat er niet zou kloppen in de argumentatie.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 30 woorden. 

Slide 31 - Diapositive

vraag 15
In een artikel van The New York Times
over het fenomeen schreef journalist
50 Molly Young over de verschillen tussen
Girls (2012) en Sex and The City
(1998). De hedonistische vriendinnengroep uit die laatste serie hopt van
restaurantopening naar nachtclub en
van expositie naar cocktailbar. Een
crisis en een decennium later zien we
de New Yorkse vriendengroep in Girls
internettend en series kijkend op de
bank. En in Broad City (2014) is thuis
60 blowen, Facetimen of YouTubenoot 1 Wordfeud: een online taalspelletje
noot 2 trending topic: een onderwerp dat in korte tijd op sociale media veelvuldig wordt
besproken
HA-1001-a-19-1-b 6 / 10 lees verder ►►►
filmpjes kijken de dagelijkse bezigheid.

Slide 32 - Diapositive

vraag 15
“Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de
weergave van uitgaan in populaire cultuur.” (regels 45-47)

De kern van een goed antwoord is:
• Er is sprake van een overhaaste generalisatie: 1
• Op basis van twee tv-series/voorbeelden wordt een algemeen beeld
geschetst 1
Maximumlengte van het antwoord: 30 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.


Slide 33 - Diapositive