Les klas 1 - Révision ch1

Bonjour! Ça va?
Les vacances, c'est fini...
C'était bien?




C'est jeudi, c'est l'automne


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour! Ça va?
Les vacances, c'est fini...
C'était bien?




C'est jeudi, c'est l'automne


Slide 1 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui
  • Les vacances, c'était comment?
  • L'exercice avec le verbe avoir 
  • 10 minutes pour apprendre
  • 'Leercarrousel' : zinnen, woordjes, getallen & avoir


Slide 2 - Diapositive

Les buts

- Ik kan mezelf en mijn familie voorstellen in het Frans en een ander vragen stellen.
- Ik ken de getallen 1-20.
- Ik ken de woorden rondom familie.
- Ik ken het werkwoord 'avoir'.

Slide 3 - Diapositive

le message
le truc
de rien
voilà
alors
peut-être
quelque chose
beau
mooi
est
misschien
de boodschap
êtes
het ding
est
est

Slide 4 - Question de remorquage

vandaag
wij zijn gek op 
wij lachen
helpen
kijk
morgen
regarde
aider
on adore
on rigole
demain
aujourd'hui

Slide 5 - Question de remorquage

La famille:
la mère
de moeder
de neef
de oom
de grootmoeder
de vader
de nicht
la cousine
le cousin
l'oncle
le père
la grand-mère

Slide 6 - Question de remorquage

AVOIR ( = hebben)
AVOIR 

Slide 7 - Diapositive

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 8 - Question de remorquage

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 9 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je "jullie hebben" in het Frans ?
A
vous avons
B
nous avons
C
vous avez
D
ils ont

Slide 11 - Quiz

Hoe vertaal je "ik heb" in het Frans ?
A
ils ont
B
j'ai
C
vous avez
D
tu as

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 13 - Quiz

Ik kan mezelf en mijn familie voorstellen.
Ik kan 1 zin vertellen over de vakantie: J'ai visité... (ik heb bezocht...)

Slide 14 - Diapositive

Verander de zinnen:
Log in op LessonUp

1. J'ai un frère.
Wij hebben een broer.
2. Tu as un chien?
 Hebben jullie een hond? 
Tip: werkwoord 'avoir'

Slide 15 - Diapositive

1. J'ai un frère.
Hoe zeg je: Wij hebben een broer.
2. Tu as un chien?
Hoe zeg je: Hebben jullie een hond?

Slide 16 - Question ouverte

Ga zelfstandig leren: 
De woorden E & F, de zinnen van G of het werkwoord 'avoir'
In stilte werken zolang de timer loopt.
timer
1:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Toets
Volgende week
Leren:
Woordjes E & F (page 53)
Zinnetjes G (page 54)
Getallen 1-20 (page 54)
Werkwoord 'avoir' (page 55)

+ er komt een lees- en luisteroefening op de toets.
Bonuspunt: 3 zinnetjes uit bron C


Slide 19 - Diapositive

Leercarrousel
Jullie gaan in groepen verschillende spellen doen om de stof weer te herhalen. De spellen gaan over:

Woordjes E & F (je mag de woorden van A & B ook erbij herhalen)
Zinnen C & G
Het werkwoord avoir (2 spellen)
De getallen 1 t/m 20
timer
7:00

Slide 20 - Diapositive

Les devoirs
Terminer chapitre 1
Kijk ook alles na!

Apprenez voca E & les phrases-clés G
+ avoir

Slide 21 - Diapositive

au revoir .....

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien