HV3 - extra oefenen met het pers. vnw als meewerkend vw

In deze LessonUp ga je extra oefenen met dit onderdeel zodat jij en ik beter kunnen ervoor zorgen dat je dit onder de knie krijgt!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

In deze LessonUp ga je extra oefenen met dit onderdeel zodat jij en ik beter kunnen ervoor zorgen dat je dit onder de knie krijgt!

Slide 1 - Diapositive

Hoe herken je het meewerkend voorwerp in de Franse zin?
- het volgt het voorzetsel à (au, aux)
- het is een persoon: le voisin, mes parents, ta soeur, cette dame enz. 
                          Je donne un cadeau à ma voisine. 
Hier is "à ma voisine" het meewerkend voorwerp.

Slide 2 - Diapositive

Als je het meewerkend voorwerp wilt vervangen, moet je dit door middel van een persoonlijk vnw doen:
mij, jou, hem, haar, ons, jullie, u, hen       in het NL.

Je geeft een kado aan mijn vader.
 -> Je geeft hem een kado.

Precies hetzelfde in het Frans.



me, te, lui, nous, vous, leur


Tu donnes un cadeau à mon père.
-> Tu lui donnes un cadeau.

Slide 3 - Diapositive

Ok, je weet hoe je dit vervangt maar ... 
waar komt het te staan daarna?
1)Als er een heel ww is komt het meew.vnw vóór het hele ww.

2) Is er GEEN heel ww, dan komt het  persoonlijk vnw (dat een meew. vnw vervangt)  direct vóór de persoonsvorm.





Hij wil naar school lopen. Zij willen naar school lopen.

 

Slide 4 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

De pers.vorm is de ww vorm die verandert als het onderwerp verandert. Kijk onderstaande zinnen. De persoonsvorm staat onderstreept.
Hij loopt naar school. Zij lopen naar school.
Hij wil naar school lopen. Zij willen naar school lopen. 
In de laatste zin, is het werkwoord "lopen"nu een heel werkwoord.

Slide 5 - Diapositive

In de volgende dias, ga je oefenen stap voor stap. 

Slide 6 - Diapositive

zoek het meewerkend voorwerp en vul het in (MET het voorzetsel erbij) in het vakje onderaan.
1) Tu peux montrer la vidéo à mon ami.

Slide 7 - Question ouverte

Door welk persoonlijk vnw moet je het meewerkend vw van de vorige dia vervangen?
A
me
B
te
C
lui
D
leur

Slide 8 - Quiz

Nu de plaats: Waar ga jij het persoonlijk vnw zetten?
Tu peux montrer la vidéo.

Typ de zin opnieuw in met het pers. vnw op de juiste plek.

Slide 9 - Question ouverte

Wij oefenen nog een keer:
zoek het meewerkend voorwerp en vul het in (MET het voorzetsel erbij) in het vakje onderaan.
2) Ils donnent 10 € à ma copine et moi.

Slide 10 - Question ouverte

Door welk persoonlijk vnw moet je het meewerkend vw van de vorige dia vervangen?
A
me
B
nous
C
lui
D
vous

Slide 11 - Quiz

Ils donnent 10 € à ma copine et moi.

Vervang nu het meewerkend vw en typ de zin opnieuw in.

Slide 12 - Question ouverte

welke vorm is correct als ik het mw vwp vervang in "je vais offrir un cadeau aux profs." ?
A
je leur vais offrir un cadeau.
B
je vais leur offrir un cadeau.
C
je vais offrir leur un cadeau.
D
je vais offrir à leur un cadeau.

Slide 13 - Quiz

welke vorm is correct als ik het mw vwp vervang in "Il a téléphoné à ses parents." ?
A
Il leur a téléphoné.
B
Il a leur téléphoné.
C
Il a téléphoné leur.
D
Il leur téléphoné à leur.

Slide 14 - Quiz

welke vorm is correct als ik het mw vwp vervang in "Nous allons donner 5€ à toi" ?
A
Nous t'allons donner 5€.
B
Nous allons te donner 5€.
C
Nous allons donner te 5€.
D
Nous allons donner 5€ à te.

Slide 15 - Quiz

Vervang het meewerkend voorwerp en typ de zin opnieuw in.
Il a répondu à Xavier.

Slide 16 - Question ouverte

Een laatste keer:
Il parle à moi.

Slide 17 - Question ouverte