20181204 leesvaardigheid (hoofdgedachte en kernzinnen)

Leesvaardigheid
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Programma

Uitleg over de hoofdgedachte
Oefenen met korte teksten
Zelfstandig leren
Doel

Je kent het begrip hoofdgedachte.

Je kunt de hoofdgedachte in een tekst benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
timer
2:00

Slide 3 - Question ouverte

Hoofdgedachte
Onderwerp = in 1 of enkele woorden waar de tekst over gaat
Hoofdgedachte = onderwerp +
                                      wat er over het onderwerp wordt gezegd

Hoofdgedachte is altijd een volledige zin. Deze zin staat meestal niet letterlijk zo in de tekst.
Tip: let goed op signaalwoorden in de tekst.


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
In 1977 kwam de eerste echte spelcomputer op de markt: de Atari VCS.
B
De controller is een horizontaal stuk plastic met daarop een kruisvormige richtingstoets en twee knoppen onder je duim.
C
Het SMS had echter niet hetzelfde succes als de NES. Dit lag vooral aan de games.
D
Eerst was er de Atari VCS, tien jaar later de NES en nog iets later het SMS.

Slide 6 - Quiz

Hoofdgedachte:
Eerst was er de Atari VCS, tien jaar later de NES en nog iets later het SMS.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Om half twaalf gaan alle gevangenen terug naar hun cel.
B
Niet alle gevangenen hebben hetzelfde dagprogramma.
C
Iedereen van zijn werkzaal begint op dat moment en ze werken door tot half twaalf.
D
Het programma van Ad begint om half acht. Dan staat hij op en eet hij een boterham.

Slide 9 - Quiz

er worden in de tekst overeenkomsten en verschillen genoemd bij het onderwerp dagprogramma (in een gevangenis). Signaalwoorden: de één, de ander, weer anderen, alle gevangenen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte?
A
Als je met een pen op je arm tekent, verdwijnt de tekening na een tijdje. Dat komt doordat de inkt samen met de dode huidellen van je lichaam valt.
B
En dat is nou net de truc: de huid wordt gewoon ververst, maar de ingekapselde inkt blijft voor altijd en eeuwig zitten.
C
Het inkapselen is eigenlijk een beschermingstruc van je lichaam, maar wordt door tatoeëerders slim gebruikt om de inkt voor altijd op z'n plek te houden.
D
De huid schrikt van de tatoeage-inkt, omdat het een onbekende stof is.

Slide 12 - Quiz

middel en doel in één zin samengevat! Signaalwoord: om. 

Slide 13 - Diapositive

Lastige vragen
Blok 4, vraag 6: signaalwoord herkennen
Blok 5, vraag 2: functie van de inleiding
Blok 5, vraag 7: functie van tekstgedeelte

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig leren
Ga verder met je modulewijzer.

Je leert zelfstandig.
Je mag fluisterend overleggen.

Donderdag:
Functies van tekstgedeelten

Slide 15 - Diapositive