Herhaling H3

Herhaling H3
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H3

Slide 1 - Diapositive

Wanneer?

Slide 2 - Diapositive

Wanneer was de Eerste Wereldoorlog?
A
1914-1918
B
1900-1950
C
1920-1935
D
1940-1945

Slide 3 - Quiz

Koppel de betekenissen aan de begrippen!
Militarisme
Wapenwedloop
Nationalisme
Een race om de sterkste bewapening te krijgen.
Een groot gevoel van trots voor je land.
De verheerlijking van het leger

Slide 4 - Question de remorquage

Welk land hoort bij welke groep?
De Centralen
De Geallieerden
Oostenrijk-Hongarijeoo
Frankrijk
Het Verenigd Koninkrijk
Duitsland
Rusland
Verenigde Staten

Slide 5 - Question de remorquage

Wat betekent het begrip "Propaganda"?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is een tweefrontenoorlog?

Slide 7 - Question ouverte

Waar of niet waar
Nederland deed mee met de Eerste Wereldoorlog.
A
Ja, Nederland vocht mee.
B
Nee, Nederland vocht niet mee.

Slide 8 - Quiz

In 1919 werd de vrede van Versailles getekend, wie kreeg volgens dit verdrag de schuld van de oorlog?
A
Frankrijk
B
Oostenrijk-Hongarije
C
Rusland
D
Duitsland

Slide 9 - Quiz

In de jaren 20' ging het in veel landen goed. Mensen kochten veel luxe spullen op "krediet". Wat betekent dit?
A
Mensen kochten deze spullen met hun eigen geld.
B
Mensen kochten deze spullen met briefgeld.
C
Mensen kochten deze spullen op de kosten van Duitsland.
D
Mensen kochten deze spullen met geld dat ze leenden van de bank.

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar?

In 1924 kwam Mussolini aan de macht in Italië. Hij was een groot tegenstander van de democratie.
A
Waar, Mussolini was tegen de democratie.
B
Niet waar, Mussolini was voor de democratie.

Slide 11 - Quiz

De ideologie van Mussolini heet "Fascisme". Welke van de onderstaande kenmerken passen bij het fascisme?
A
Democratie
B
Enorm veel trots op je land.
C
De overheid heeft alles voor het zeggen.
D
Vrijheid van meningsuiting.

Slide 12 - Quiz

Toen Mussolini aan de macht kwam werd Italië een totalitaire dictatuur. Wat houdt dit in?

Slide 13 - Question ouverte

In 1929 kwam er een einde aan de economische welvaart en gingen bedrijven minder produceren. Welk van de onderstaande is daarvan geen gevolg?
A
De werkloosheid steeg.
B
Mensen gingen meer geld lenen.
C
Er ontstond een wereldcrisis.
D
Mensen gingen minder geld uitgeven.

Slide 14 - Quiz

Waar of niet waar?
In 1933 kwam Hitler aan de macht in Duitsland. Nadat hij aan de macht kwam schafte hij de democratie af.
A
Waar, Hitler schafte inderdaad de democratie af.
B
Niet waar, Hitler schafte de democratie niet af.

Slide 15 - Quiz

Fascisme en Nationaalsocialisme
Fascisme:
  • Totalitaire dictatuur
  • Erg nationalistisch
  • Tegen de democratie
Nationaalsocialisme:
  • Totalitaire dictatuur
  • Erg nationalistisch
  • Tegen de democratie
  • Racisme

Slide 16 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maken:
Herhaling 3.1-3.2 
Verdieping 3.1-3.2
Schrijf een samenvatting of mindmap.

Slide 17 - Diapositive