Ik-vorm + PVTT

Ik-vorm + PVTT
Spelling
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ik-vorm + PVTT
Spelling

Slide 1 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van het woord "lopen"?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van het woord "verven"?

Slide 3 - Question ouverte

Theorie
De ik-vorm komt in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ te staan.
Vaak moet je van het hele werkwoord -en eraf halen: 
Denken - (ik) denk 
Soms moet je iets toevoegen, veranderen of weghalen. Dit moet vooral als je een werkwoord hebt, waarvan de stam en ik-vorm niet gelijk zijn. Bijv.:
Slapen -   stam:  slap     (ik) slaap
Zetten- stam:  zett (ik) zet 
Proeven -stam: proev (ik) proef

Slide 4 - Diapositive

Noem de ik-vormen van de volgende werkwoorden:
Bakken, raken, verhuizen.

Slide 5 - Question ouverte

PV tegenwoordige tijd
Ik--> ik-vorm
Jij/hij/zij/het/u  --> ik-vorm+t
wij/zij/jullie --> heel werkwoord 

Slide 6 - Diapositive

Theorie (1) 
Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet. Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan in gedachten het werkwoord lopen in. 
Je hoort of er een -t achter de ik-vorm moet.
Bijvoorbeeld branden : 
Het brandt in de schuur.
het loopt in de schuur. 


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Theorie (2)

Els vind... hem erg leuk. → Els loopt hem erg leuk. Dus: 
Els vindt hem erg leuk.
Ik vind... het niet eerlijk. → Ik loop het niet eerlijk. Dus: 
Ik vind het niet eerlijk.

Let op: Heb je te maken met een vraagzin? Dan vaak geen 't.

Slide 9 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
(worden) Hij ... later vast een goede vader.

Slide 10 - Question ouverte

(worden) ... jij later een goede vader?

Slide 11 - Question ouverte

Vul in: pv tegenwoordige tijd.
Maar hij (vertrouwen) niemand
A
vertrouwt
B
vertrouwd

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van de PV in.
Joep (lopen) naar school
A
loop
B
loopd
C
loopt
D
lopen

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm van de PV in.
Het huis (branden) af.
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 14 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 15 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?

timer
0:15
A
Jij word er wel gelukkig van.
B
Jij wordt er wel gelukkig van.

Slide 16 - Quiz