G2 proponer / aceptar/ rechazar
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke 3 dingen heb je nodig om de futuro te maken in het Spaans
Slide 2 - Carte mentale
Noteer hier het rijtje van het werkwoord IR = gaan
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Diapositive
¿Qué significa?
proponer
proponer
A
afwijzen
B
zetten
C
voorstellen
D
uitstellen
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Clasifica estas expresiones
¿Te apetece?
Lo siento, no puedo
Es que...
¿Por qué no quedamos..?
¡Vale, genial!
Proponer planes
Aceptar
Rechazar
excusarse
Slide 10 - Question de remorquage
¿Qué significa: Qué pena, pero no puedo, es que ...
A
Wat een pijn, ik kan niet.
B
Wat jammer, maar ik heb niks te doen omdat...
C
Wat jammer, maar ik kan niet omdat ...
D
Ja goed idee. Met veel plezier
Slide 11 - Quiz
¿Qué significa: ¿Tienes ganas de ...?
A
Heb je plannen?
B
Heb je zin om?
C
Ga je met mij mee naar..?
D
Heb je tijd om..?
Slide 12 - Quiz
Hoe zeg je in het Spaans : Ga je met mij mee naar ...?
A
¿Vienes conmigo a...?
B
¿Vienes con yo a ..?
C
¿Viene conmigo a ...?
D
¿Vienes con mi a ...?
Slide 13 - Quiz
Wat betekent 'Lo siento, es que estoy cansado' denk je?
Slide 14 - Question ouverte
Wat kun je antwoorden op de vraag: ¿Dónde quedamos?
A
¿Qué tal a las siete?
B
¿Nos vemos en el restaurante?
C
¿Qué tal el pollo?
D
Lo siento, es que estoy cansado.
