Pluriforme samenleving 4.2 + 4.3

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Pluriforme samenleving

Herhaling: wat weet je nog van paragraaf 1 (cultuur)?

Begrippen vorige les

• pluriforme samenleving
• cultuur (dominante/sub/tegen)
• culturele diversiteit

Leerdoel paragraaf 2

Aan het eind van deze les kun je...

- het verschil tussen nature and nurture uitleggen.

- het proces van socialisatie uitleggen (wat, waar, hoe, waar leidt het tot)

Hoe wordt jouw gedrag bepaald?

Cultuuroverdracht - socialisatie

"het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert" 

Hoe denk je dat socialisatie plaatsvindt?

socialisatie

- imitatie

- informatie 

- sociale controle 

- imitatie : anderen nadoen
- informatie : overbrengen van informatie door ouders/school/media
- sociale controle : anderen die je gedrag bijsturen

                   - formele sancties (vastgelegd (boetes of diplopa)) 

                   - informele sancties (niet vastgelegd (complimenten of straf))

internalisatie

Persoonlijke identiteit

Iedereen ontwikkelt een persoonlijke identiteit. Dit zijn je aangeboren eigenschappen en je eigen culturele voorkeuren, zoals de muziek waar je van houdt.

Sociale identiteit

Je sociale identiteit bestaat uit de groepen en culturen waarmee je je verbonden voelt. We noemen dit ook wel groepsidentificatie.

Leerdoel paragraaf 3

Aan het eind van deze paragraaf kun je...

- uitleggen welke belangrijke cultuurveranderingen onze samenleving heeft doorgemaakt in de afgelopen eeuw

- 4 punten noemen hoe Nederland voor WOII was.

- 6 punten van verandering in onze samenleving noemen. 

Wat was Nederland voor samenleving? 

• Sterke gezagsverhoudingen
• Weinig sociale mobiliteit
• Mannen en vrouwen leefden naar traditionele rolpatronen
• Nederland was verzuild

Er werd veel waarde gehecht aan autoriteit: denk aan gezagdsdragers van de kerk, leraren, bazen en dokters.

Jongeren hadden weinig kansen. In lagere sociale klassen gingen kinderen op jonge leeftijd werken om bij te kunnen dragen aan het gezin.


"Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje."

Het gezin stond centraal. De man was het hoofd van het gezin en verdiende het geld, en de vrouw zorgde voor de kinderen en het huishouden.

Verzuiling: mensen organiseerden zich rond hun geloof of overtuiging (katholieken, protestanten, socialisten en liberalen)

Zes belangrijke ontwikkelingen na WOII

1. Groeiende welvaart
2. Ontzuiling en ontkerkelijking
3. Individualisering
   
4. Ontstaan jongerenculturen
5. Emancipatiebeweging
6. Globalisering

Groeiende welvaart

- tijdens de wederopbouw kwam de economie weer op gang

- vanaf jaren '50 toename welvaart

- consumptiemaatschappij

- meer vrije tijd

samenleving die sterk gericht is op vrijetijdsbesteding en materieel bezit

Ontzuiling en ontkerkelijking

Ontkerkelijking (secularisatie) - vanaf 1960 nam het aantal katholieken af! 

Gevolg: ontzuiling.

Individualisering

- groeiende welvaart en uitbreiding leerplicht

- makkelijker opklimmen op maatschappelijke ladder

individualisering neemt toe

- mensen worden mondiger

Ontstaan jongerenculturen

Toename van: 

- welvaart

- vrije tijd

- zoektocht naar geborgenheid 

Wat wilden feministen in de jarne '60 bespreekbaar maken?

Emancipatie

- De afschaffing van de handelingsonbekwaamheid.
- Een hoger opleidingsniveau en meer economische onafhankelijkheid. 

- Veranderende rolpatronen tussen mannen en vrouwen.

- Soepeler abortuswetgeving en de komst van de anticonceptiepil.

Globalisering

- internationale handel 

- multinationals 

door betere transportmogelijkheden en nieuwe communicatiemiddelen

de ontwikkeling waardoor mensen wereldwijd steeds meer met elkaar verboden raken

Welke 4 onderdelen zag je in de NL'se samenleving voor WOII?

Wat is geen voorbeeld van jongerencultuur?

1. Nozems
2. Provo's
3. Punkers
4. Emo's

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Begrippen in de les

1. gezagsverhoudingen
2. consumptiemaatschappij
3. handelingsonbekwaam
4. globalisering