Een deelonderwerp is hetzelfde als een tussenkopje
A
niet waar
B
waar
Slide 14 - Quiz
Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opiniëren
Overtuigen
Informeren
Slide 15 - Question de remorquage
Overtuigen
Opniniëren
Informeren
het publiek zelf een mening laten vormen
het publiek een mening laten overnemen
het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit
Slide 16 - Question de remorquage
Wat vind je in de kern van een beschouwing?
A
meningen
B
feiten
C
mening van de maker
D
drogredenen
Slide 17 - Quiz
Nederlands is een nuttig vak, want je hebt er veel aan.
A
Cirkelredenering
B
Vertekenen van het standpunt
C
Vals dilemma
D
Persoonlijke aanval
Slide 18 - Quiz
Ieder weldenkend mens zal het ermee eens zijn dat...
A
Onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap
B
Bespelen van het publiek
C
Onjuist beroep op autoriteit
D
Ontduiken van bewijslast
Slide 19 - Quiz
Ik ben nooit dronken, want ik drink geen alcohol.
A
Cirkelredenering
B
Vertekenen van het standpunt
C
Vals dilemma
D
Persoonlijke aanval
Slide 20 - Quiz
Ik kom altijd op tijd op school sinds ik een scooter heb.
A
Overhaaste generalisatie
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Overdrijven van de voor- of nadelen
D
Verkeerde vergelijking
Slide 21 - Quiz
Marieke zal vast een goede ruiter zijn, want ze kan goed met dieren omgaan.
A
Onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap
B
Bespelen van het publiek
C
Onjuist beroep op autoriteit
D
Ontduiken van bewijslast
Slide 22 - Quiz
In de Bijbel staat dat X verboden is, dus X moeten we verbieden.
A
Onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap
B
Bespelen van het publiek
C
Onjuist beroep op autoriteit
D
Ontduiken van bewijslast
Slide 23 - Quiz
Ik ben de directeur, omdat ik het hier voor het zeggen heb.
A
vertekenen van het standpunt
B
cirkelredenering
C
bespelen van het publiek
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Slide 24 - Quiz
Dit jaar hebben we veel warmterecords gebroken, dus het klimaat verandert.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
cirkelredenering
C
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
D
verkeerde vergelijking
Slide 25 - Quiz
Tekst
Je zegt dat je CKV niet leuk vindt. Je houdt dus niet van kunst!
Wat weet een feestbeest als jij nou van sport?
vertekenen van het standpunt
vals dilemma
overdrijven van voor- of nadelen
onjuist beroep op autoriteit
persoonlijke aanval
Slide 26 - Question de remorquage
Ik heb deze zomer zo gelachen met mijn Limburgse buren op de camping. Limburgers zijn erg grappig.
A
ontduiken van de bewijslast
B
overhaaste generalisatie
C
overdrijven van voor- of nadelen
D
onjuist beroep op een kenmerk/eigenschap
Slide 27 - Quiz
Het vak geschiedenis moeten ze afschaffen. Oude kleren gooi je toch ook weg?
A
vals dilemma
B
onjuist beroep op kenmerk/eigenschap
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking
Slide 28 - Quiz
Natuurlijk had ik een reden om te spijbelen, anders had ik het niet gedaan.
A
cirkelredenering
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
onjuist beroep op autoriteit
D
persoonlijke aanval
Slide 29 - Quiz
uitspraken van ouders
Je ouders bedoelen het goed, maar soms hebben ze hun argumentatie niet goed uitgewerkt. De volgende uitspraken herkennen jullie misschien wel ...
Slide 30 - Diapositive
Dat mag niet, omdat ik het zeg.
Neem eens een voorbeeld aan je zus!
Met zo'n kort rokje vraag je erom ...
Ik moest vroeger ook altijd om tien uur thuis zijn op jouw leeftijd.
verkeerde vergelijking
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
onjuist beroep op autoriteit
Slide 31 - Question de remorquage
Onderwerp
Het woord dat, of de woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat ( het is dus géén zin).
Hoofdgedachte
Een mededelende zin (dus géén vraag) die het belangrijkste aangeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
Slide 32 - Diapositive
Je citeert nooit meer dan één zin als je de hoofdgedachte van een tekst weergeeft.
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quiz
Bij het bepalen van de hoofdgedachte van de hele tekst let je vooral op de inleiding.
A
waar
B
niet waar
Slide 34 - Quiz
Bij het bepalen van de hoofdgedachte van een alinea of een groepje alinea's let je vooral op de kernzinnen.
A
waar
B
niet waar
Slide 35 - Quiz
citeren en parafraseren
citeren = letterlijk overnemen
parafraseren = in eigen woorden
Slide 36 - Diapositive
Citeren
Eerste twee woorden en laatste twee woorden van een zin, inclusief alle leestekens.
Nergens in Europa zijn immers meer psychologen per hoofd van de bevolking.
'Nergens in (...) de bevolking.'
Slide 37 - Diapositive
Citeer de tweede zin uit onderstaande alinea. (1) Er is iets goed fout met de Nederlandse arbeidsmarkt. Inmiddels heeft een op de acht werknemers een burn-out. De helft van alle Nederlanders zegt het te druk te hebben. Het meeste ziekteverzuim is een gevolg van stress, depressie of overspannenheid. Meer dan de helft van alle depressieve werknemers noemt zijn werk als belangrijkste oorzaak voor de depressie.
Slide 38 - Question ouverte
Feitelijk versus waarderend
Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument.
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.
Slide 39 - Diapositive
Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
is waar / niet waar en is controleerbaar;
hoef je niet te onderbouwen.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
rom is Luxor prettiger?
Feitelijk of waarderend?
Kun je controleren of het argument klopt?
Slide 40 - Diapositive
Waarderende argumenten
Een waarderend argument:
geeft een smaak of voorkeur weer;
hierover kun je van mening verschillen.
daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Pathé, want die bioscoop vind ik veel prettiger. =>Waarom is Pathé prettiger?
Verschil
Kun je controleren of het argument klopt?
Slide 41 - Diapositive
Feitelijk of waarderend: Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 42 - Quiz
Feitelijk of waarderend?
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 43 - Quiz
Feitelijk of waarderend? Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.