Ma 13 okt Zinsdelen en splitsbare werkwoorden

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Splitsbare werkwoorden

Slide 4 - Diapositive

Splitsbare werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

VOORBEELDEN VAN SPLITSBARE WERKWOORDEN

Slide 6 - Diapositive

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer starten de scholen weer?'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 7 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?
We beleven samen bijzondere tijden.
A
3 zinsdelen
B
4 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 8 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Op 27 oktober starten de scholen weer.'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 9 - Quiz

Een normale / correcte zin bestaat uit minimaal:
A
1 zinsdeel
B
2 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
4 zinsdelen

Slide 10 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

Op straat spelen Wietse en Kees met een bal.
A
3 zinsdelen
B
9 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
4 zinsdelen

Slide 11 - Quiz

Wat is waar?

Tijdens het schoolfeest draaide een bekende dj fantastische muziek.
Deze zin bestaat uit ...
A
2 zinsdelen
B
3 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
5 zinsdelen

Slide 12 - Quiz

Ontleden in zinsdelen betekent...
A
zinsdelen zoeken
B
werkwoorden zoeken
C
kernzinnen zoeken
D
deelonderwerpen zoeken

Slide 13 - Quiz

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
maak
straks
mijn
opdrachten
wel

Slide 14 - Question de remorquage

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Niet
iedereen
kan
een
prijs
winnen
vandaag

Slide 15 - Question de remorquage

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket

Slide 16 - Question de remorquage

Opdracht: geef aan welke woorden bij hetzelfde zinsdeel horen. Begin vooraan in de zin (ik = zinsdeel 1).
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
vind
dit
onderdeel
van
Nederlands
leuk

Slide 17 - Question de remorquage

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Femke
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 18 - Question de remorquage

Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts.

Slide 19 - Question de remorquage

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Kees
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal

Slide 20 - Question de remorquage

Huiswerk voor di 14 oktober
Maken opdr. 9 t/m 11



Je herkent de zinsdelen in de zin
Grammatica blok 2

Slide 21 - Diapositive