LJ2 Hart en vaten Geneesmiddelenkennis les 1

• Geneesmiddelenkennis
• MBO
• Studiejaar 2

Hart en vaten Geneesmiddelen

kennis

Deze les:

Voorkennis checken hartmedicatie

Korte herhaling hartmedicatie

Recept schrijven

Wat weten jullie nog over gnm bij hart- en vaatziekten?

Wat is de eerste keus van behandeling bij primaire hypertensie?

1. Bèta-blokkers
2. ACE-remmers
3. AT1-antagonisten
4. Leefstijladviezen

Primaire hypertensie

Ook wel essentiële hypertensie genoemd

Meest voorkomende vorm van hypertensie (90-95%)

Behandeling 1e keus: leefstijladviezen

Niet roken en vermijd meeroken, voldoende bewegen, een gezond voedingspatroon met maximaal 6 gram zout per dag,

alcoholgebruik beperken, optimaliseren gewicht en

bij psychosociale problemen: psychosociale ondersteuning.

Medicamenteus beleid bij hypertensie

Afhankelijk van de RR en het risicoprofiel HVZ.

Geneesmiddelengroepen:

Diuretica

Calciumantagonisten

ACE-remmers

Angiotensinereceptorblokkers

Bèta-blokkers

Welk van onderstaande middelen is een Bèta-blokker?

1. amlodipine
2. metoprolol
3. candesartan
4. lisonopril

Bètablokkers

Bij: AP (onderhoudsbehandeling), hartritmestoornissen en  hoge bloeddruk.

Werking: verlagen hartfrequentie en druk in de vaten. Gevolg: hart heeft minder zuurstof nodig

Bijwerkingen: Koude handen en voeten, orthostatische hypotensie, hypotensie, vermoeidheid, angstig dromen, impotentie bij mannen, diabeet: lage suikers, astma: verhoogde kans op aanvallen.

  

Preparaten

Ezelsbruggetje: "lolletjes"

Lange halfwaarde tijd (vnl bij AP): 

metoprolol, atenolol, nebivolol, bisoprolol.

Andere: 

sotalol, propranolol, carvedilol.

Welk middel kan worden voorgeschreven bij een hartritmestoornis?

1. verapamil
2. digoxine
3. methyldopa
4. hydrochloorthiazide

Hartritmestoornissen

Stoornis in de prikkelgeleiding van het hart.

Behandeling vaak combi met antistollingsmiddel vanwege, door de ritmestoornis, een verhoogd risico is op trombose in de hartboezems.

Behandeling: Bètablokkers, calciumantagonisten en hartglycosiden

Calciumantagonisten

 Werking: minder krachtige samentrekking van de hart- en vaatspiercellen. Er is minder zuurstof nodig en hartvaten worden wijder. Hierdoor afname druk in de vaten. Het hart krijgt het makkelijker.

Preparaten: amlodipine, diltiazem, barnidipine, lecanidipine, nifedipine, verapamil

Bijwerkingen: Hoofdpijn, oedeem, 'flush', orthostatische hypotensie en maagklachten.

Hartglycosiden

Bestrijden of voorkomen ritmestoornis, niet het wegnemen van de oorzaak!

Meest gebruikte stof: digoxine.

Smalle therapeutische breedte en lange halfwaardetijd: gevaar voor overdosering! Symptomen OD: hoofdpijn en diarree.

Welke geneesmiddelengroepen kunnen worden voorgeschreven bij AP?

1. Nitraten
2. Bètablokkers
3. Calciumantagonisten
4. ACE-remmers

Nitraten

Werking: vaatverwijdend.

Preparaten: nitroglycerine, isosorbidedinitraat en isosorbidemononitraat.

Toediening: oraal, sublinguaal of transcutaan (pleister).

Bijwerkingen: hoofdpijn, rood gezicht, orthostatische hypotensie.

Belangrijk bij onderhoudspreparaten: nitraatvrije periode in de nacht i.v.m. gewenning!

Wat is een veelvoorkomende bijwerking bij ACE-remmers?

1. Slaperigheid
2. Hypertensie
3. Prikkelhoest
4. Depressie

ACE-remmers

Ezelsbruggetje: "Prilletjes"

Bij: hartfalen en hypertensie

Preparaten: enalapril, lisinopril, ramipril, fosinopril, perindopril 

Vaak i.c.m. Bètablokker of diureticum.

Denk om diabetespatiënten! Hogere kans op hypo.

Angiotensinereceptorblokkers

Lijkt op werking ACE-remmers, maar dan in veel mindere mate last van prikkelhoest als bijwerking.

Preparaten: 

losartan, valsartan, irbesartan, telmisartan, candesartan

Ezelsbruggetje: "-sartan"

Diuretica

Ook wel plaspillen genoemd.

Bij: vochtretentie door bijvoorbeeld hartfalen, hoge bloeddruk of oedeem.

Onderscheid in lisdiuretica en overige diuretica:

- Lisdiuretica: krachtige, snelle werking. 

(furosemide, bumetanide)

- Overige diuretica: meer gelijkmatige werking.

(hydrochloorthiazide, chloortalidon)

Diuretica vervolg

Bij vrijwel alle diuretica: bevordering van de uitscheiding natrium + kalium.

Kaliumbesparende diuretica vrijwel altijd i.c.m. andere diuretica.

(eplerenon, triamtereen, spironolacton)

Meest voorkomende bijwerkingen bij diuretica: 

orthostatische hypotensie, kalium en natrium tekort (vooral bij warm weer, braken en diarree, dan staken diuretica)

Bijzondere bijwerking spironolacton: gynaecomastie (1 op 10).

Volgende les:

Bloedstolling

Huiswerk receptenboekje: 

recept hart- en vaatziekten