17-11

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Eerste 10 minuten lezen.

Wat heb je deze les nodig?:

-leesboek

-laptop (maar pas als je een teken krijgt, eerder niet!)

Planning...

• Herhaling grammatica
• Oefenen in Lesson Up
• Quizlet 

Onderwerp

Manier 1.

1. Zoek de pv.
2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
3. Stel de vraag: wie/wat + persoosnvorm?
4.  Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Manier 2.

1. Zoek de pv

2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.

3. Verander de zin van getal: dus enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud.

4. Het zinsdeel dat met de persoonsvorm mee verandert, is het onderwerp.

Zinsdelen

• Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

• Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

• Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.
• De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.

Voorbeeld:

-> De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

-> Kees  heeft  een cadeau  voor Carolien  gekocht.

Zinsdelen

• Alles dat voor de persoonsvorm staat, is een zinsdeel.

• Alle werkwoorden zijn zinsdelen.

• Alles dat voor de persoonsvorm kan staan, is een zinsdeel.
• De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.

Voorbeeld:

-> De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.

-> Kees / heeft / een cadeau / voor Carolien / gekocht.

Woordsoort: bijvoeglijk naamwoorden

• twee soorten:

1. bijvoeglijk naamwoord (de gele trui)
2. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (de plastic tas)

Het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord

Zijn er nog vragen?

Stel ze nu!

Je mag je laptop pakken!

Wat nu?

Log in bij Lesson Up met de klascode. 

Al gedaan? Ga dan oefenen in het mapje 'Oefenmateriaal Toetsweek 2' -> 'grammatica oefentoets'.

Klaar? Oefenen met het andere oefenmateriaal of leren voor de toets.

www.quizlet.live