Doelen 5 t/m 7

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Schrijf korter:
aantal kilometers x 5 + 20 = taxiprijs
Doel 1
A
a x 25 = p
B
a + 25 = p
C
a x 5 + 20 = p
D
p = a x 5 + 20

Slide 2 - Quiz

Schrijf korter:
aantal kilometers x 5 + 20 = taxiprijs
Doel 1
A
20 + 5a = p
B
p = 20 + 5a
C
5a + 20 = p
D
p = 5a + 20

Slide 3 - Quiz

Y = 3x + 7
Hoe noem je de letters x en y?
Doel 2
A
variabelen
B
termen

Slide 4 - Quiz

Y = 3x + 7
Wat zijn de termen?
Doel 3
A
x en y
B
3x en 7
C
y, 3x en 7
D
3x en +7

Slide 5 - Quiz

Schrijf de volgende formule korter:
4f - 7d + 19d - 13f - 11d + 6 = m
Doel 3

Slide 6 - Question ouverte

k = 3a+4

Bereken k als a = 5
Doel 4
A
35 + 4 = 39
B
3 x 5 + 4 = 15 + 4 = 19
C
3 x 5 + 4 = 3 x 9 = 27
D
3 + 5 + 4 = 11

Slide 7 - Quiz

Doel 5: wat is een vergelijking?

Slide 8 - Diapositive

Vergelijking
Formule
3x + 7 = y
b = 4a - 10
3x + 7 = 13
4a - 10 = 6

Slide 9 - Question de remorquage

Doel 6: Hoe los je een
vergelijking op?

Slide 10 - Diapositive

Doel 7: Hoe los je een
vergelijking op met bordjes?

Slide 11 - Diapositive

Los op;
40k + 20 = 180

Slide 12 - Question ouverte

De volgende formule wordt er gebruikt om te bereken hoeveel winst je maakt met het verkopen van cupcakes:
w = 0,75a - 6
Hoeveel winst maak ik als ik 10 cupcakes verkoopt?

Slide 13 - Question ouverte

De volgende formule wordt er gebruikt om te bereken hoeveel winst je maakt met het verkopen van cupcakes:
w = 0,75a - 6
Hoeveel cupcakes moet ik verkopen als ik 24 euro winst wil maken? Welke vergelijking hoort hierbij?

Slide 14 - Question ouverte

De volgende formule wordt er gebruikt om te bereken hoeveel winst je maakt met het verkopen van cupcakes:
w = 0,75a - 6
Hoeveel cupcakes moet ik verkopen als ik 24 euro winst wil maken? Los de vergelijking op.

Slide 15 - Question ouverte





  • Ga aan de slag met je doelen.
  • Op eigen tempo aan het werk 
  • Elke paragraaf start met een inleidende opdracht - deze staat ook in je boek op de eerste bladzijde van de paragraaf.
  • Elke paragraaf eindigt met een afsluitende opdracht - deze staat ook in je boek, zie afronding.
  • Bij elk doel horen O-opdracht als je het doel nog niet gehaald hebt, U-opdrachten als je het doel gehaald hebt en E-opdrachten als afsluiting van het doel.
  • Zelf je werk serieus nakijken en verbeteren en leren van je fouten!!!




1) Hoe schrijf je een formule korter?
2) Wat zijn termen en variabelen?
3) Hoe vereenvoudig je formules?
4) Hoe bereken je de uitkomst bij een formule?
5) Wat is een vergelijking?
6) Hoe los je een vergelijking op?
7) Hoe los je een vergelijking op met behulp van bordjes?
8) Hoe schrijf je formules korter door gelijksoortige termen samen te nemen?
9) Hoe schrijf je formules korter door factoren met elkaar te vermenigvuldigen?
10) Hoe schrijf je formules korter?
11) Wat zijn kwadranten?
12) Hoe stel je bij een lineaire grafiek een formule op?
13) Wat is een kwadratische formule?
14) Hoe teken je een parabool?
15) Hoe onderzoek je of een punt op de grafiek ligt?




Slide 16 - Diapositive